zaterdag 29 november 2008

Jiddische hoempasurf & gipsy freakshow













Boom Pam
Puerto Rican Nights
(Essay Recordings/Coast to Coast)
**
Boom Pam was een goed bewaard geheim in Tel Aviv. Maar wie geluk had, stuitte twee jaar geleden op haar titelloze debuut. Met niet al teveel fantasie valt de deels instrumentale Jiddische ‘hoempasurf’ (op een gekruid bedje van Arabische muziek, klezmer en Griekse pop) te verkopen als ‘Balkan Beats’. Dus werd de band gekaapt door Essay Recordings, het label van Shantel. Vergeleken met het rauwe, spontane en bij vlagen briljante debuut is opvolger Puerto Rican Nights een behoorlijke domper. De tandem tuba-elektrische (surf)gitaar bleef de gangmaker, maar de frisse composities maakten plaats voor (te) makkelijke polka’s of sirtaki’s, jolige western en een overbodige Dick Dale-cover. Dieptepunt is Boom Pam (een Israëlische hit uit 1969 van de Griekse zanger Aris San), een slap instrumentaal aftreksel van de geniale versie waar de band in 2004 al een Israëlische hit mee scoorde. Uitgerekend gastzanger Tomer ‘Balkan Beat Box’ Yosef zorgt voor nog wat leven in de brouwerij.

La Caravane Passe
Velkom Plèchti!
(Tzig’art/Munich)
**
Gipsy’s zijn hip, sexy en cool. Zijn we zelf geen zigeuner, dan worden we het wel. Paar potsierlijke kettingen om, gouden neptanden in de mond, ‘vrijgevochten’ kleren aan, en hup, fles aan de mond. Voor de ‘duivelse muziek’ hebben we nog wel een paar huurlingen uit de Balkan achter de hand. Zie de autochtone Fransozen van La Caravane Passe, afkomstig uit het imaginaire kunstenaarsdorp Plèchti, ‘ten oosten van Parijs en ten westen van de Zwarte Zee’, waar het de hele dag ‘Balkanski bal’ is. Waar er in Kusturica-films vaak op een rake manier de draak wordt gestoken met stereotyperingen, geldt voor deze Gipsy Freakshow het tegenovergestelde. Dit is bovendien geen film, maar muziek. En gebod één uit de rock ’n’ roll-bijbel: wie goeie muziek wil maken, moet vooral niet grappig willen zijn. En gebod twee: laat je niet in met ‘rock Français.’ La Caravane Passe is vooral een curieuze circusact, zie ook de bijgeleverde film, een ‘dolkomische’ zigeunerklucht.

zaterdag 22 november 2008

Broedplaats voor gepassioneerde filmmaker


Broedplaats voor gepassioneerde filmmaker (Uit Strijp S Magazine)

Ramon Etman en Frans Brok van Broet Producties bieden onder het credo ‘alles is mogelijk’ de beginnende filmmaker een platform en werkplaats. “Met de juiste drive kom je heel ver.”

Helemaal niets wist hij van film, en geld had-ie niet. Toch koesterde Ramon Etman (1978, Geldrop) al lang de droom om een bioscoopfilm te maken. Die moest en zou er komen. Jaren werkte hij er aan en in 2006 ging zijn droom - met succes - in première op het Nederlands Film Festival: Horizonica, een horrorfilm, en een megaproject, met ruim 1200 vrijwilligers, waaronder veel bekende Nederlanders. Het budget: 20.000 euro.

Passie
Begin 2007 richtte Etman met Frans Brok, uitvoerend producent van Horizonica, Broet Producties op, een filmwerkplaats. Het bedrijf maakt filmproducties, zoals videoclips en speelfilms, en presenteert workshops over zaken als subsidies, camera’s en special effects. Ook verzorgt Broet zevendaagse ‘filmopleidingen’ voor scholieren. “We wilden het idealisme achter Horizonica doortrekken”, zegt Etman. “Ga voor je dromen. Voor je passie. Ook al weet je nog van niets en heb je geen geld, dan nog kun je met de juiste creatieve drive heel ver komen.”

Brad Pitt
‘Alles is mogelijk’ is het credo van Broet. “Als mensen hier komen en zeggen: ‘wij gaan een bioscoopfilm maken en we willen Brad Pitt’, dan ga ik ze niet uitlachen dat dat nooit gaat lukken.” Broet zelf gaat tegenwoordig voor het ‘hoogst haalbare’, ofwel een zo hoog mogelijk budget en de beste apparatuur. Het Eindhovense bedrijf werkt momenteel aan Stenders The Movie, een film over het bewogen leven van radiodeejay Rob Stenders. Met wederom een keur aan BN’ers, waaronder Katja Schuurman en Sophie Hilbrand.

Bioscoopzaal
Broet zetelt sinds een aantal maanden op Strijp S (gebouw SBX) en bouwt daar een professionele bioscoopzaal met zeventig stoelen. “Een laagdrempelig platform voor de onafhankelijke film. Zeker ook voor regionale films. Die worden vaak één keertje vertoond in een achterafzaaltje. Hartstikke zonde. Wij willen een serieus platform bieden. Ook financieel interessant voor de makers, want een deel van de recette stroomt terug naar hen. Ook willen we filmfestivals houden en meet & greets met filmmakers. We gaan voor een zo groot mogelijk publiek.”

Filmstudio
Liefst wil Broet nóg een stap verder gaan. Het filmbedrijfje praat met woningcorporatie Trudo over de eventuele bouw van een filmstudio. “Voor Stenders The Movie zijn we nog zoekende. Het is heel voordelig om op één locatie alles bij elkaar te hebben. Bovendien zou een filmstudio erg goed zijn voor de bekendheid van Strijp S.”

5MM: uniek mini-museum (Strijp Magazine)


5 Minuten tijd voor kunst

Het 5MM is een uniek minimuseum dat slechts 5 minuten van je tijd vraagt. Iedere maand draait het maar om één werk, dat sterk genoeg is om een expositie op zich te vormen.

Als directeuren van respectievelijk MU (ruimte voor moderne kunst) en programmeur van STRP Festival (voor kunst en technologie) reizen Angelique Spaninks en Frens Frijns heel wat af voor presentaties in binnen- en buitenland. “Vaak zijn het individuele werken die eruit springen en je overrompelen”, zegt Spaninks. “Werken die niet direct passen in het kader van MU of STRP Festival, maar die wel gezien en ervaren zouden moeten worden.”
En zo bedachten Spaninks en Frijns vorig jaar het Vijf Minuten Museum (5MM), volgens curator Spaninks ‘het ideale platform voor slechts één werk’. “Een werk dat sterk genoeg is om op zichzelf te staan en een tentoonstelling op zich vormt.” En een werk dat niet meer dan vijf minuten van je tijd vraagt. Wat niet wegneemt, benadrukt de Eindhovense curator, dat de liefhebber er natuurlijk langer naar kan en mág kijken.

Kleinste museum
Het 5MM trok vorig jaar in het SE-gebouw op Strijp S, maar verhuisde een paar maanden geleden naar gebouw SBX, naar een ruimte van slechts negen bij zeven meter. In oktober wordt er de eerste officiële expositie geopend. Zo’n tien keer per jaar wisselt de tentoonstelling.
De opzet van het 5MM is uniek, al zijn er enkele varianten. Zoals het Rotterdamse Museum Van Nagsael, ‘het kleinste museum ter wereld’ met slechts een vitrinekast vol kunst. Het museum stopte echter in 2006, op haar hoogtepunt. “Wij hopen het stokje een beetje over te nemen”, zegt Spaninks, “op onze eigen manier.”

Innovatief
Een traditioneel schilderij zul je niet snel tegenkomen in het 5MM. Het museum is georiënteerd op ‘innovatief Eindhoven’, dus op moderne kunst, robotica, design, licht en technologie. De werken kunnen in principe overal vandaan komen. Uit musea, galerieën of van kunstenaars zelf. In eerste instantie gaat het om bestaand werk, maar Spaninks en Frijns sluiten ook niet uit dat kunstenaars worden benaderd voor een speciale opdracht, bijvoorbeeld in het kader van een festival.

Bedrijvigheid
Het 5MM past perfect op Strijp S, denkt Spaninks. “Er is hier volop culturele bedrijvigheid, maar in verhouding is er weinig kunst en cultuur te zien. Hoe meer mensen een reden hebben om zonder vooropgesteld doel tijd door te brengen op Strijp, des te beter. En het mooiste is het natuurlijk als die tijd aan kunst besteed wordt.”

NBKS-plannen op Strijp S



(uit Strijp S Magazine)

Beleving en verbeelding op én boven Strijp S

Als het aan de NBKS ligt wordt Strijp S door middel van innovatieve kunst en design omgetoverd tot een ‘rijke wereld voor de beleving en verbeelding’. De Brabantse kunststichting neemt drie thema’s als kapstok: ‘de hemel boven Strijp’ het ‘zenuwstelsel’ en het ‘territorium.’

‘Een zeldzame opdracht en een uitdaging van jewelste’. Bas Veldhuizen, adviseur van de Noord-Brabantse Kunst Stichting (NBKS) is blij met de opdracht Strijp S mee te helpen ontwikkelen. “Er worden meer industriegebieden herontwikkeld tot woon- en cultuurgebied, kijk maar naar Duitsland. Maar het is uniek dat het gebied zo midden in de stad ligt.”
Veldhuizen wordt bijgestaan door adviseur Jan van IJzendoorn, als beeldend kunstenaar al vele jaren thuis in de openbare ruimte. Het bijzondere aan Strijp S zijn, volgens Van IJzendoorn, haar ‘stedelijke kwaliteiten’ die al in de architectuur verankerd liggen. “Het gebied heeft mede hierdoor enorme potentie om uit te groeien tot tweede stadshart.”

De NBKS zet hoog in op integratie van kunst in de openbare ruimte van Strijp S. Deze integratie moet allesbehalve statisch en steriel zijn, zegt Veldhuizen. En het begrip ‘kunst’ moet niet eng worden geïnterpreteerd. “We zetten in op vitaliteit en veranderlijkheid. Niet teveel ‘kunst’ in traditionele zin, maar multimediaal en multidisciplinair.” Van IJzendoorn vult aan: “We willen optimaal gebruik maken van technologie. In de geest van de ambitie van Eindhoven als lichtstad. Het geeft draagvlak aan de plannen en maakt innovatie mogelijk.”
Kunst is volgens Veldhuizen ‘iets dat appelleert aan de verbeelding’. “Dat kan ook een modern terras zijn op een oude transportleiding die boven de weg loopt.”
De nadruk moet liggen op de ‘open ruimte’. Veldhuizen: “Wij weten niet wie hier over twintig jaar werkt en woont. Daar spelen we op in. Een aantal werken zal permanent zijn, maar een groot deel tijdelijk. En tijdelijke projecten kunnen zich doorontwikkelen tot permanente. We pleiten voor veranderlijkheid, dat hoort bij een stad die zich permanent ontwikkelt.”

Hemel boven Strijp
De ‘hemel boven Strijp’ biedt grote uitdagingen. Een spannend lichtontwerp op en boven Strijp S mag niet ontbreken, want Eindhoven en licht is één. Veldhuizen: “Eindhoven is dé lichtstad. Licht krijgt een prominente rol in de skyline.
“Philips heeft hier het licht gebracht”, zegt Van IJzendoorn, “ook in economische zin. Die motor draait op andere plekken volop, maar de hardware is er nog. Die kan nu een nieuwe betekenis krijgen.”
De NBKS overlegt met Philips Design over de juiste afstemming van de ‘openbare verlichting’ met het ontwerp van de hemel boven Strijp. Strijp S krijgt een ‘spannende en gevarieerde lichtchoreografie’. Veldhuizen: “Daarmee kun je bovendien actief reageren op een evenement en mensen door middel van licht de weg wijzen. Een rustig beeld, maar bij een festival mag het echt knallen boven de hemel van Strijp. Wat betreft uitvoerende kunstenaars kun je denken aan een visueel denkende choreograaf als Jiri Kylián, maar ook aan iemand als Peter Struycken, een kunstenaar die thuis is in licht, kleur en verandering. Of een samenwerkingsverband, vaak nog spannender. De combinatie dans, kunst, licht en beweging zorgt voor zeer interessante dynamiek.”
De hemel boven de stad wordt volgens Van IJzendoorn ‘duurzaam en onverwacht veranderlijk’. “Dat is volgens ons nog nooit in deze mate vertoond.”

Ideeënhotel
De torens op het terrein zullen een belangrijke rol gaan spelen bij het lichtontwerp. Maar als het aan Veldhuizen en Van IJzendoorn ligt één toren in het bijzonder: de (afgebroken) zendruimte op het Veemgebouw. Net als architectenbureau Coenen pleit de NBKS voor een reconstructie van die zendtoren. Van IJzendoorn: “Het is een venster op de stad en op Strijp. Het is als een adelaarsnest en een icoon van de kracht van de wijdse blik. En historisch een enorm belangrijke component. Na de oorlog zijn hier cruciale stappen gezet voor de ontwikkeling van radio en tv. We hebben deze toren al omgedoopt tot ‘regiekamer’ en ‘ideeënhotel’. En je kunt je heel goed voorstellen dat van daaruit de lichttechniek wordt aangestuurd en dat het een werkplek wordt voor een ‘artist in residence’.”

Zenuwstelsel
Een tweede aspect van Strijp S dat onder de loep is genomen, vormt ‘het zenuwstelsel’, met als vertrekpunt de prominente, bovengrondse ‘leidingstraat’, waar stoom, water, gas en perslucht door heen liep en deels nog loopt. Van IJzendoorn: “Met het vervallen van de functies dreigt de leidingstraat, gauw zo’n anderhalve kilometer lang, het loodje te leggen. Wij willen hem heel graag behouden. Het is een dragend frame, dat vitale verbindingen maakt en dwarsverbanden zoekt. Het kan de ruggengraat van het stedenbouwkundig beeld worden.”
Volgens beiden leent de leidingstraat - die reikt tot Strijp T - zich uitstekend voor bijvoorbeeld moderne, groene terrassen en verticale (woeker)tuinen met plantaardige, ‘vegetatieve’ beelden. Het is bovendien de perfecte kapstok voor tijdelijke kunstprojecten. Je zou de leidingen op sommige plekken zelfs kunnen aankoppelen, zegt Van IJzendoorn, zodat je op niveau van gebouw naar gebouw kunt lopen, zoals De Medici in het Florence van weleer dat ook deden.

Daktuinen
“Het is de bedoeling dat het hier straks hartstikke groen wordt”, weet Van IJzendoorn. En de Torenallee wordt een soort Lange Voorhout. Extra lang. Ook de daken kun je prima benutten door er dakterrassen daktuinen of zelfs volkstuinen van te maken. Betere dakisolatie kun je je niet wensen.”

Territorium
Strijp S stond bekend als ‘de verboden stad’, omdat het terrein van de buitenwereld was afgesloten, behalve dan voor Philips-werknemers. Het hekwerk en de portiers verdwijnen straks, maar de ‘toegangspoorten’ zullen als ingang gebruikt blijven worden. De NBKS wil nieuwe, eigenzinnige ‘grensposten’ creëren. Kunstenaars uit alle disciplines komen voor opdrachten in aanmerking: van beeldhouwkunst tot grafische vormgeving, van architectuur tot videokunst.

Boegbeeld
“Er moet iets te beleven zijn aan de poort”, zegt Jan van IJzendoorn. “Je moet het gevoel blijven houden dat je een grens passeert en een apart territorium betreedt en dat je welkom bent. Een duidelijke markering.”
Zo denkt de NBKS bijvoorbeeld ook aan een (boeg)beeld, een soort ‘zinnebeeld’ bij de hoofdingang aan de Glaslaan. Van IJzendoorn: “Je kunt denken aan een beeld als de gigantische ‘glimmende druppel’ van Anish Kapoor in het Millennium Park in Chicago, die de hele omgeving in zich opneemt. Het beeld moet synoniem staan voor Strijp: technisch het hoogst haalbare en het moet geloof in de nieuwe tijd uitstralen.”

vrijdag 21 november 2008

maandag 17 november 2008

Boemelend door Albanië

Albanië herbergt het meest curieuze spoornet van Europa. Treinen zijn in slechte staat en langzaam, maar ideaal om hobbelend het land mee te verkennen.




door Dieter van den Bergh

De trein is amper tien minuten onderweg, als er een luide knal klinkt. Een steen heeft een fikse ster in de ruit van de coupé geslagen. Langs het spoor rennen een paar jongens weg. “Je moet aan de andere kant gaan zitten!”, waarschuwt een medepassagier. “Maak je geen zorgen”, zegt een passerende conductrice onverstoord. “Kijk, dubbelglas, niks aan de hand.”
Hoe herken je een Albanese trein? De ramen zitten vol barsten. Of er zit géén raam meer in. Nog veiliger, want de lol van het ‘treintje pesten’, dat zich afspeelt in de buitenwijken van Tirana, is weg. En je kunt tijdens het reizen uit het raam hangen. Een prettige bijkomstigheid in een warm en zonnig land.

Curiosum

Wat de priester weet van De Liefde, weet de Albanees van de locomotief, zo liet schrijver A. den Doolaard optekenen in De Herberg met het Hoefijzer (1933). Vijfenzeventig jaar later is de trein in Albanië nog steeds een curiosum. Op de treinstations, eenvoudige, kleurrijke gebouwtjes, is de tijd stil blijven staan en hangt een uitgestorven sfeer. Uitgerangeerde wagons zijn nu het domein van zwerfkatten en -honden, en soms van mensen.
Het schamele wagonpark dat nog dienst doet, bestaat uit afgedankte Oostenrijkse, Poolse en Italiaanse rijtuigen, onder aanvoering van Tsjechoslowaakse diesellocomotieven. Het spoornet - 447 kilometer enkelspoor - is het enige niet-elektrische net van Europa en verkeert in deplorabele toestand. Treinen kunnen maximaal 40 kilometer per uur rijden. Dagelijks rijden er dertien. In het hele land. Waarvan zeven op het snelste en populairste traject tussen hoofdstad Tirana en het nabijgelegen Durrës. Wie een paar dagen in de trein zit, kent het voltallige spoorpersoneel.

Stipt
Tijdens het totalitaire regime van Enver Hoxha stapten veel Albanezen nog op de trein, noodgedwongen; privé-transport was verboden. Maar toen in 1991 autobezit werd toegestaan, raakte de trein uit de gratie. Er werd zelfs serieus overwogen om de spoorwegen op te heffen.
‘De trein? Je gaat toch zeker niet met de trein?’ Hoongelach van de Albanees. Die gebruikt de rails liever als wandelpad. ‘Net zo snel’. Ook al is de trein spotgoedkoop. Drie uur reizen kost 120 lek, ongeveer één euro, zes uur reizen ruim twee euro. Maar sneller en efficiënter zijn de minibusjes, die overal in het land rijden. Maar ook veel gevaarlijker; het verkeer in Albanië behoort tot het gevaarlijkste van Europa. De trein is niet alleen veilig, ook opvallend stipt: de Albanese Spoorwegen, de HSH (Hekurudha Shqiptare), houden niet van vertragingen. Alleen koppige koeien, geiten of kalkoenen op de rails, of een oververhitte locomotief, kunnen roet in het eten gooien.

Attractie
Voor de toerist is de trein daarom een ideale manier om het land te verkennen. Veel bezienswaardigheden zijn goed per trein te bereiken, net als veel bergen, stranden en het Meer van Ohrid. Het spoornet kent drie takken en doet de vijf grootste steden aan: vanuit metropool Tirana noordwaarts tot Shkodra, oostwaarts via Durrës en Elbasan tot Pogradec en richting het zuiden tot Vlora. Verbindingen met buurlanden zijn er niet: het spoor is volledig geïsoleerd.
Durrës Centraal Station. Het episch centrum van de HSH. In de rustieke stationshal roept de perronopzichter de reizigers op voor de trein naar het zuidelijke Vlora, het begin van de Albanese Rivièra en de Ionische kust. Ruim voor vertrek nemen de reizigers, studenten, jonge gezinnen, dagarbeiders en bejaarden, plaats in één van de vier wagons. Liefst bij elkaar in de coupé: treinreizen is een ontspannende en sociale gebeurtenis. Vanzelfsprekend knoop je een praatje aan, en deel je je zonnebloempitten, sigaretten en granaatappels. Ook aan boord: een schoonmaker, politieagent en conducteur. De conducteur beheert de sleutel van het toilet en probeert er samen met de agent voor te zorgen dat de treinportieren dicht blijven tijdens het rijden, dat er niet voor de stations uit de trein gesprongen wordt, en dat er alleen in het gangpad gerookt wordt. Ook staan ze - met alle liefde - garant voor de (zeldzame) vreemdeling, die in de trein een attractie op zich vormt.

Zandstrand

Een tussenstop in Durrës, met morsige stranden en een populaire boulevard, is alleen al de moeite waard vanwege het indrukwekkende Romeinse amfitheater, het grootste van de Balkan. De reis van de ferrystad naar Vlora neemt bijna vier uur in beslag en voert via de Adriatische kust langs het nabijgelegen toeristendorp Golem. Haar uitgestrekte zandstrand, enkele minuten van het station, ligt in de zomer volgepakt met Kosovo-Albanezen, maar is de rest van het jaar uitgestorven. Verderop aan het spoor ligt Fier, tussenstop voor uitstapjes naar de overblijfselen van de antieke Romeins-Byzantijnse stadjes Apollonia en Byllis. Wie de bekende ‘Unesco-steden’ Berat en Gjirokastra wil bezoeken kan in Fier overstappen op (mini)bus of taxi.
Voorbij de stenengooiers, de krotwoningen en de bunkerveldjes in Tirana’s buitenwijken, en voorbij overstaphalte Vora begint de landelijke noordelijke route. Hier hobbelt de trein enerzijds langs uitgestrekte vlaktes met af en toe een rivier, een dorpje, een bepakte ezel, een herder of een spoorbeambte die handmatig een wissel of slagboom bedient. De andere kant biedt fraaie bergflanken, met kort na Vora zicht op de beroemde bergvesting Kruja. Via Lezha, rustplaats van nationale held Skanderbeg (1405-1468) en vlakbij de stranden en vogelreservaten rond Shëngjin, voert de route naar Shkodra, een verrassend schoon en charmant stadje aan het Meer van Shkodra, het grootste Balkanmeer, dat deels in Montenegro ligt. Trots van Shkodra is de indrukwekkende Rozafa-burcht, die 120 meter boven de stad uittorent en prachtige vergezichten biedt. Meest bijzondere attractie is de Nationale Fototheek Marubi, beheerder van een gigantische collectie Noord-Albanese foto’s van de Italiaanse balling/fotograaf Pjetër Marubi (1834-1905). Een fraai deel ervan is geëxposeerd. Shkodra is uitvalsbasis voor de onherbergzame Albanese Alpen en het nog steeds moeilijk bereikbare bergdorp Theth, één van de mooiste plekken van het land.

Piepende remmen
Bergen, wijngaarden en kuddes zwarte kalkoenen bepalen het beeld op de avontuurlijke oostelijke route. Halverwege ligt Elbasan. Met piepende remmen en oorverdovende tyfoon komt de trein net voor het station tot stilstand. Een groep loslopende kalkoenen blokkeert het spoor en wil er niet meer vanaf. De machinist klimt uit zijn cabine en maakt de weg eigenhandig vrij. Elbasan biedt bij aankomst een apocalyptische aanblik van zwartgeblakerde industrie en oranje smog. Maar binnen de Ottomaanse stadsmuren ligt een verrassend sfeervolle, autoarme ‘kasbah’ waar eeuwenoude (bad)huizen, moskeeën en kerken overleefden, simpelweg omdat er geen bulldozers door de smalle steegjes konden. Buiten de stad, in Llixha, is een kuuroord met warme bronnen.
Elbasan is bijna vier uur treinen van Tirana, maar over de weg slechts zestig kilometer. Een snelle, alternatieve route terug is met een minibusje over de beruchte, maar magnifieke slingerweg door de bergen. Een rechtstreekse treinverbinding met Tirana is al jaren gepland, maar vooralsnog is er niet één biels gelegd. Vanuit Elbasan hobbelt en kronkelt de trein met twintig kilometer per uur verder, tussen bergen door, over hoge bruggen en door tunnels, deels parallel aan de oude handelsroute tussen Rome en Constantinopel, de Via Egnatia. De laatste twintig kilometer gaan pal langs het Meer van Ohrid, tot het eindpunt Pogradec aan de Macedonische grens. De ruige route wordt nauwelijks gebruikt en met opheffing bedreigd. Maar tegelijkertijd wordt serieus nagedacht over vertakkingen naar Macedonië, Griekenland en Bulgarije. Om het land van de adelaar, dat wanhopig aansluiting zoekt bij Europa, nu eindelijk ook per spoor te ontsluiten.
(NRC Handelsblad 15/11/08)

Dief zet zichzelf op de foto

lees hierrrrr verder

Marubi & other stuff from Shqipëria, soon!