donderdag 26 november 2009

Tussen drama queen en machoman












(BN/De Stem, 26 november 2009)
Hij stond een seizoen lang in musical Cabaret, maar is nu weer terug bij zijn eigen ‘decadente’ glamourcabaret. dEBUT heet de nieuwe ‘personality show’ van ‘Nederduitser’ Sven Ratzke, die inmiddels tien jaar op de bühne staat.

Wie een blik werpt op zijn speellijst - één langgerekt lint van oktober tot maart - krijgt bijna medelijden met Sven Ratzke. “Helemaal niet nodig hoor”, relativeert de zanger/cabaretier. “Vroeger verzon ik er optredens bij, het konden er nooit genoeg zijn. Zoveel mogelijk optreden is altijd mijn droom geweest.”
Ratzke, zelfverklaard ‘showjunk’, kan de komende tijd volop aan de bak met zijn nieuwe show dEBUT. Een Duitse pianist en bassist vergezellen hem. De Nederduitser is een buitenbeentje in de cabaretwereld. Met zijn grotendeels Duitstalige vaudeville-cabaret - een mix van jazz, pop, chanson, show en cabaret - wil hij het nachtleven van Berlijn - de gouden jaren 20 - laten herleven. De variétéwereld waarin zijn Berlijnse voorouders nog actief waren. Als ‘een mix van Marlene Dietrich en Ramses Shaffy’, zo wordt de androgyne verschijning omschreven, of als ‘homme fatale’ en ‘mannelijke diva’. Tijdens een voorstelling kan hij transformeren van drama queen tot macho-showster. Het gaat van burlesk naar bizar, van sentimenteel naar gruwelijk, van kitsch naar haute culture. Dit allemaal onder invloed van artiesten als Marianne Faithfull, Francoise Hardy, David Bowie, Tiger Lillies, Lou Reed, Prince en Falco. Falco, die ‘foute’ Oostenrijkse rockster? “Ja. Misschien heeft hij in Nederland een wat cheapy bijsmaak, maar het is wel iemand die helemaal is opgegaan in de kunstfiguur die hij op het podium was. Daar hou ik van.”
De titel van zijn nieuwe voorstelling is voor meerdere uitleg vatbaar. “Ik ben tien jaar bezig. Toch zijn er nog steeds mensen die vragen: ‘Ben je nou nog steeds niet doorgebroken?’ Voor hen is de cynische titel dEBUT. ‘Hier ben ik dan, met mijn debuut’.”
Van de andere kant voelt het bijna alsof hij debuteert. “Ik heb een seizoen in de musical Cabaret gestaan, en heb deze zomer met een big band op de Parade gespeeld. Ik moest weer een beetje opnieuw beginnen met cabaret.”
dEBUT is een ‘personality show’, zo staat er op het affiche. “Iedereen denkt dan meteen aan artiesten als Tineke Schouten of Karin Bloemen, maar dat is de compleet verkeerde associatie. Je moet eerder richting Bette Midler denken, maar dan nóg hilarischer. Ik geef me meer bloot, reis langs gebeurtenissen uit mijn leven.” Lachend: “Al zijn ze soms maar half waar.”
Als zoon van een (jong gestorven) Nederlandse vader en een Duitse moeder groeide Sven Ratzke op in een hippieklooster in de Ooijpolder, bij Nijmegen. Volgens zijn biografie werd hij in 1977 geboren in een sportwagen vlakbij de Duitse grens. “Bijna waar”, zegt Ratzke. Met een mysterieus lachje: “Meer zeg ik niet. Dat hoor je misschien nog in de voorstelling.”
Het theater lonkte al vroeg. Op zijn zestiende lokte hij publiek de tenten in op theaterfestival Boulevard of Broken Dreams in Den Bosch, vier jaar later begon hij zijn professionele carrière op datzelfde festival met chansons uit Fassbinder-films en van Kurt Weill: Lieder von Huren und armen Mädchen. In 2003 kreeg hij een eigen spiegeltent op De Boulevard, sindsdien speelt hij op de grote theaterfestivals en in theaters in binnen - en buitenland. Maar vooral in Nederland en in Duitsland, waar hij in september een belangrijke kleinkunstonderscheiding kreeg. ‘Grenzmensch’ Ratzke pendelt momenteel tussen zijn favoriete steden Amsterdam en Berlijn.
De shows in Nederland en Duitsland zijn behoorlijk verschillend, vertelt hij. En niet alleen omdat hij in Duitsland in het Nederlands zingt en in Nederland in het Duits. “Het Duitse publiek is conservatiever. Hier zijn alle humor- en taboegrenzen doorbroken, dat is in Duitsland nog lang niet aan de orde. Dus moet ik soms oppassen; als het publiek zich na vijf minuten tegen je keert omdat je te grof bent, tsja, daar heb ik ook niet veel aan.” Ook op het gebied van seks moet hij bij de oosterburen wat voorzichtiger zijn. “Ik doe een sketch rond Tiroler seksfilms, in het porno-Duits van de jaren zeventig. In Duitsland vinden ze dat niet zo grappig. Maar zing ik over ‘neuken in de keuken’ dan liggen ze dubbel. Ja, het is een typisch volkje, die Duitsers.”
Het publiek heeft niet altijd door dat hij soms best grof is, denkt Ratzke. “Theo Maassen kwam na afloop van een show een keer na me toe: ‘Ik vind dat jij heel grof bent’, zei hij, ‘maar je brengt het zo charmant, zo in die Berlijnse sfeer, dat het niet opvalt’. Dat klopt helemaal.”
Ook de ironie van zijn teksten ontgaat zijn publiek wel eens. In Deutsches Sexappeal bejubelt hij de übersexy Duitsers, met hun ‘Lederhosen und gutes Fleisch’. “Ze zien het als een lied voor het goede doel; ‘zie nou wel, wij Duitsers kunnen best sexy zijn’. [lachend] Helemaal aan het einde van het lied denken ze pas, hé, misschien heeft hij het toch iets anders bedoeld.”

dEBUT van Sven Ratzke, 26 november De Maag Bergen op Zoom, 28 november Schouwburg Tilburg, 9 december Chassé Theater Breda.


Het bizarre succes van Kyteman (Popprijs)












(Brabants Dagblad 23 nov-09)
In negen maanden tijd brak Kyteman alle records. Zaterdag gaf zijn hiphoporkest in 013 in Tilburg het één na laatste optreden.

Nee, dit was natuurlijk nóóit de bedoeling, lacht Rob Kramer. Zo’n vijfentwintig jaar draait hij mee in het popcircuit, maar dat een band vanaf haar eerste concert tot het laatste alle zalen uitverkoopt, dat is uniek. We hebben het natuurlijk over Kyteman, alias Colin Benders (1987), met zijn grootse Hiphop Orkest dé muzieksensatie van het jaar. Wat bijna vergeten zou worden: niet alleen superfan Matthijs van Nieuwkerk, maar bovenal Rob Kramer, leider van Productiehuis Oost-Nederland (ON), had een aanzienlijk aandeel in het succes. Zijn Productiehuis, ook bekend van wereldmuziekproject NO Blues, stond een jaar geleden aan de basis van Kyteman’s Hiphop Orkest. Vanwege het aantal muzikanten een enorm duur project met ‘veel gedoe’, zegt Kramer. “We konden tien concerten geven zonder failliet te gaan. Dat werden er ietsje meer. We draaien nu break even. Als we hier aan zouden willen verdienen, moeten we nóg een toer doen. Maar de formule uitmelken is de artistieke dood in de pot.”
Zaterdagavond, negen maanden nadat de band doorbrak op EuroSonic, stond Kyteman’s Hiphop Orkest voor een stijf uitverkochte Grote Zaal van 013, een extra concert, vanwege de overvraag naar kaartjes. Het is de één na laatste etappe van haar zegetocht.
Met dertien muzikanten (waaronder koperblazers, violisten en een cellist) en tien MC’s/rappers stond de Utrechtse bandleider, met scheve pet, op het podium. Het orkest - één bouncende bende met optimale onderlinge chemie - zuigt het publiek mee vanaf de eerste tonen; een daverende instrumentale mix van klassiek, fanfare en dubbassen. Met aan het roer de dansende dirigent Kyteman hopt de big band - fraai uitgelicht in blauw en rood - op een constante flow van stijl naar stijl: van jazz in het melancholieke Sorry - de meest onwaarschijnlijke Top 40-hit van het jaar - naar gospelblues in No More Singing The Blues. Van hardcore hiphop tot reggae in She Blew Like Trumpets, waarbij ‘toaster’ Pax in het wild enthousiaste publiek verdwijnt. En van human beatboxing in Blow The Whistle On ‘Em tot Franse rap van ReaZun, die zich en passant nog even aansluit bij de recente uitspraken van held Herman van Veen.
Kyteman is voor alle leeftijden; zowel tieners als vijftigplussers feesten mee. “Magnifiek! Kyteman is de Mozart van onze tijd”, jubelt een bezoeker uit de laatste categorie. De ingetogen momenten, met trompettist Kyteman solerend als een kronkelende Miles Davis, zijn minstens zo indrukwekkend.
Het Kyteman-circus is nog één keer te zien in Nederland, 11 december in de uitverkochte HMH. Wat het orkest nalaat: een cd (The Hermit Sessions), live-dvd en vooral: verbazing. Wat dat deze weinig commerciële muziek zo massaal zou aanslaan, is bizar. Blijkbaar biedt Kyteman precies het goede op het juiste moment, zegt Rob Kramer. “Blije positieve live-vibes in een crossover van jazz, funk, hiphop en pop.”
Samen met ON richt Benders zich straks op het project ‘Jamsessies’, rond muziek op onverwachte plekken. “Denk aan Pampus of de Mergelgrotten”, aldus Kramer. “Lekker intiem en ongecompliceerd.”

vrijdag 20 november 2009

Van Sefardische folk tot klezmerpunk



Eerste lustrum Jiddisch Festival Tilburg








(Brabants Dagblad 20-11-2009)

Hij ving wel eens wat bruiloftsmuziek op bij de buren van de synagoge; gezellig, vond hij, maar meer ook niet. De klezmer, de bekendste joodse muziek, ging voor Bartho van Straaten, programmeur van jazzpodium Paradox en het Jiddisch Festival, pas echt leven toen belangrijke jazzmuzikanten in New York met het genre aan het experimenteren sloegen. Zie The Knitting Factory, John ‘Radical Jewish Culture’ Zorn en zijn label Tzadik met acts als Uri Caine, Sex Mob en Marc Ribot. “Waanzinnige kruisbestuivingen”, zegt Van Straaten. “De klezmer was in één klap van het oubollige imago af.”

Kruisbestuivingen
Het Jiddisch Festival, dat komend weekend voor de vijfde keer wordt gehouden, werd een festival der kruisbestuivingen, met een belangrijk aandeel voor joods-Amerikaanse jazzmusici. New York is sinds jaar en dag het creatieve centrum van de moderne klezmer. Want terwijl de Holocaust de joodse cultuur inclusief de klezmer wegvaagde uit de ‘shtetls’ van Oost-Europa en een deel van de Balkan, overleefde de muziekstijl in Amerika, waar ze tijdens de grote joodse emigratiegolf eerder was heen verscheept.

Klezmer Madness
Uit de ‘Big Apple’ komt dit jaar de hoofdact: Klezmer Madness rond David Krakauer, een joodse klarinettist uit New York. Zijn rol binnen de klezmer? Enerzijds ‘het joodse’ in de muziek behouden, zoals de Jiddische taal en het traditionele repertoire, anderzijds de klezmer uit het museum weghouden. Dat laatste doet de New Yorker, die speelde met Klezmatics en funkgrootheden Fred Wesley en Pee Wee Ellis, door moderne jazz, rock, funk, hiphop en dance aan zijn mix toe te voegen, geholpen door de Canadese dj en sample-kunstenaar Socalled.

Balkan beat
Het is een ‘ongelooflijk interessante tijd’ om klezmer te spelen, volgens Krakauer; het joodse bewustzijn groeit en Europeanen herontdekken de klezmer, ‘een deel van de ziel van het continent’. Een grote rol in deze herwaardering is weggelegd voor het ‘world beat-fenomeen’, zoals Krakauer het noemt, de crossover van wereldse stijlen, met een belangrijk aandeel voor de klezmer. Binnen de world beat is weer een belangrijke rol weggelegd voor de hippe dansstroming ‘Balkan beats’, waarin klezmer een grote rol speelt. Tijdens het Jiddisch Festival klinkt Balkan beat van de jonge band Kasha Nasha (geïnspireerd door Zorn, Klezmer Madness en Shantel) en het tienkoppige Delftse L’Chaim. Een buitenbeentje is Geoff Berner, een ‘streetwise’ Canadees met indringende, punky klezmer, een soort joodse Beirut.
Maar Jiddische muziek is meer dan klezmer. Zo laat de Israëlische hobo-improvisator Yoram Lachish zich, ondersteund door het Nederlandse Rembrandt Frerichs Trio, inspireren door joods-Sefardische liederen. De in België woonachtige Shura Lipovsky brengt het traditionele Jiddische lied. In de synagoge, voor, zo hoopt programmeur Bartho van Straaten, een ‘kruisbestuift’ publiek.

Tilburgs Jiddisch Festival, donderdag 26 t/m zondag 29 november, Paradox en synagoge.

Voor het programma: Paradox Tilburg

Film tijdens Jiddisch FestivalNaast muziek wordt er ook film vertoond op het festival. Zoals de Nederlandse première van Hey Aleph Aleph (Order from Chaos) van de Luxemburgse Ana Isabel Ordonez. In de documentaire vertelt de maakster het indringende verhaal van haar opa, Albert Katzenberg, een van de weinige overlevenden van de Holocaust, die op zoek is naar zijn nieuwe thuis en identiteit. De film krijgt een live-soundtrack. Dat geldt ook voor Benya Krik, een stomme Russische film uit 1926 van Vladimir Vilner, die verhaalt over de schimmige joodse onderwereld van het Oekraïense Odessa.

Filmpjes

Geoff Berner

David Krakauer en Klezmer Madness

donderdag 19 november 2009

Met Eddie Hitler/Adrian Edmondson in Brighton










“Ik kon Stairway to Heaven al spelen op mijn twaalfde. Jimmy Page schreef het liedje pas op zijn 22e. Dat lijkt me nogal veelzeggend.” Op het podium staat Adrian Edmondson, zanger en mandolinespeler van The Bad Shepherds. “Vooruit, nog één liedje dan jongens, Teenage Kicks, dan mogen jullie weer drugs gaan gebruiken of gaan zwemmen, want dat doen jullie toch de hele dag hier in Brighton?”
Adrian Edmondson maakte zich onsterfelijk als komiek (punker Vyvyan Basterd in The Young Ones, punker Edward ‘Eddie’ Elizabeth Hitler in Bottom), maar ook op muzikaal vlak heeft de Brit een verrassende staat van dienst. Hij stond begin jaren tachtig als gitarist en zanger op de grote festivals met de legendarische nep-rockband Bad News (een parodie op een hardrockband die speelde met Iron Maiden en Brian May, en berucht van een hilarische Bohemian Rapsody), hij scoorde een monsterhit met Cliff Richard (Living Doll), stond op het podium met The Who en met vriend Jools Holland en toerde recentelijk een jaar mee met The Bonzo Dog Doo Dah Band. Ook regisseerde hij videoclips voor acts als The Pogues, Squeeze, 10.000 Maniacs en Elvis Costello.

Vorig jaar vormde Edmondson met violist Maartin Allcock (Fairport Convention, Jethro Tull), Andy Dinan (doedelzak, fluit, sessiemuzikant van Nigthwish tot Roy Harper) en meervoudig Iers vioolkampioen Troy Donockley de band The Bad Shepherds. De groep (‘There are no sheep on stage that’s how bad we are’) debuteerde onlangs met Yan, Tyan, Tethera, Methara (one two three four op z’n Ramones, maar dan in een oud Cumbriaans dialect) speelt op verdienstelijke wijze folkversies van punk en wave-klassiekers uit de jaren tachtig van acts als The Clash, Squeeze, The Stranglers, Talking Heads, Kraftwerk, Tom Robinson Band, The Jam en Sex Pistols. Zoals deze avond in Concorde 2, een oud theehuis aan het strand van Brighton. Onder meer Foo Fighters, The Cure, Fatboy Slim en The Magic Numbers gingen The Shepherds voor, zo vertellen posters aan de muur.
Voor onze serie De Muziekbeleving Van... zocht Hifidelity Edmondson op in Brighton.













De Britse komiek (Bradford, 1957) is sinds 1985 getrouwd met Jennifer Saunders (Absolutely Fabulous) en vader van drie dochters. Adrian is manager van zijn oudste dochter, de zangeres Ella Edmondson (1986). Ze debuteerde onlangs op het Monsoon-label van haar vader en doet het voorprogramma van The Bad Shepherds. “Ik ben niet goed in grappig zijn”, zegt de dochter van de twee beroemdste komieken van Engeland. “Maar ik kan wel goed liedjes schrijven.” EMaar goed, we kwamen voor vader ‘Ade’. Over muziek luisteren, helden, punk en folk, The Young Ones en... ABBA. “Eigenlijk heb ik altijd muzikant willen worden.”

Opvoeding“Muzikale opvoeding? Haha, integendeel! Muziek werd thuis in Bradford serieus ontmoedigd. Ik kreeg weliswaar een flat horn, zo’n grote ronde trompet, in de maag gesplitst. Moest ik in de garage op oefenen, maar dat werd natuurlijk niks. Op mijn elfde kreeg ik na veel gezeur een basgitaar. Een ‘banjo’ bleef mijn vader die konsekwent noemen.”

Swinging Safari“Maar liefst acht klassieke platen had mijn vader. En eentje van Bert Kaempfert, A Swinging Safari [Adrian neuriet de melodie]. Mijn moeder had een plaat van Petula Clark met Downtown erop. En oh ja, ook nog eentje met komische Ierse liedjes van Val Doonican. Mijn ouders waren - zacht gezegd -nogal conservatief.”

Draagbare platenspeler“Mijn vader was leraar in het leger, we zijn vaak verhuisd. Ik heb op Cyprus gewoond, in Bahrein, in Oeganda. Maar van de cultuur daar kreeg ik niks mee, we woonden steeds in westerse enclaves. Als we op reis gingen namen we altijd onze draagbare platenspeler mee, een soort koffer, als je die uitklapte kon je de monospeaker eruit halen. Ik heb die nog geërfd, maar geen idee of ik hem nog heb.”

Kostschool“In 1969 ging ik naar de kostschool. Ik leerde rock kennen. We leefde in een gemeenschap, in verschillende huizen. Mijn huis was een ‘rockhuis’ waar The Free werd gedraaid, Bad Company, Led Zeppelin, Mott The Hoople, Stones. Ik ging vaak voor de muziek op bezoek in het ‘West Coast-huis’, daar draaide ze Grateful Death, Crazy Horse. Mijn eerste concert was Procol Harum op York University. Dat was eigenlijk ontzettend slecht. Ze hadden eigenlijk maar één hit; Whiter Shade of Pale. We hebben het hele concert gewacht op dat nummer, maar ze spelen het niet. Sindsdien háten we Procol Harum.”

David Bowie“Ik had weinig geld, kon nauwelijks muziek kopen. Mijn eerste plaat was Gimme Shelter van The Stones. Ik kocht hem toen ik twaalf was bij de enige platenzaak van Pocklington, waar ik op kostschool zat. Ik vond er eigenlijk geen zak aan. Zeker de b-kant niet, die live was en waarop je alleen maar schreeuwende meisjes hoort. Mijn tweede plaat was Ziggy Stardust. Play at maximum volume stond er in het midden van de elpee. Bowie werd op mijn veertiende mijn eerste held. Daarna kwam Lou Reed. Ik zag hem in Sheffield City Hall en kocht vóór het concert een poster van Lou Reed. Dat moet je dus nooit vóór het concert doen. Ik heb hem het hele concert vastgehouden, voor aan bij het podium. Tot mister Lou Reed himself de poster heeft afgepakt.”

Universiteit“Eigenlijk heb ik altijd muzikant willen worden. Toen ik van kostschool af kwam, was er een enorme druk om naar de universiteit te gaan. Maar ik had daar eigenlijk helemaal geen zin in. Dus koos ik in 1975 het makkelijkste vak; ‘drama’, in Manchester. Als je ‘muziek’ had kunnen kiezen had ik dat gedaan. Gelukkig leerde ik in Manchester Rick [Mayall, latere comedypartner in o.a. The Young Ones en Bottom] kennen, we hadden dezelfde muzikale voorkeuren en namen de universiteit niet zo serieus.”

Nick Cave“Ik kan wel zeggen dat ik inmiddels redelijk bekend ben in Engeland. Hierdoor heb ik de nodige helden van mij kunnen ontmoeten. Mick Jagger, Brian May, Pete Townsend, Jimmy Page. Ontmoet nooit je helden, heb ik wel geleerd. Hoe aardig ze misschien ook zijn, als je ze ontmoet hebt, zijn het je helden niet meer. Het blijken namelijk hele gewone mensen. Mijn twee grootste helden heb ik nooit ontmoet: David Bowie en Nick Cave. Cave is mijn held of all time. Die wil ik zijn. Zijn stijl, zijn cool, zijn muziek, zijn persoon. The coolest man on earth. Eigenlijk speelt hij ook gewoon folksongs, zeker zijn murder ballads. Hij heeft de drums uit zijn muziek gehaald, net als wij. Ik zat ooit te lunchen in een bar in Londen, bleek Cave een tafel verder te zitten. Hij zat verzonken in een boek. Met grote moeite heb ik de verleiding kunnen weerstaan om op te staan en hem een hand te geven. Nu ben ik daar erg blij om.”

Punk
“Op mijn negentiende kwam de punk in alle hevigheid op. Erg spannend, dat veranderde eenieders leven, tenminste, dat van mij en mijn vrienden wel. Het bevrijdde ons van alle regels. Ook op de universiteit. We wilden iets proberen te doen dat anders was dan de gebruikelijke komieken met hun pakken en stropdassen en foute racistische en seksistische grappen. Er was geen plaats voor ons in dat wereldje. Maar dankzij de punkmentaliteit hebben we toch de aandacht op kunnen eisen.”

Rick Wakeman“Als je muzikant wilde worden dan moest je minstens Rick Wakeman worden, zo was het idee, met dat reusachtige instrumentarium van hem. En ongetwijfeld had hij een jarenlange muzikale opleiding. Nee, dat ging niet zomaar lukken. Maar dat veranderde toen de punk opkwam; je stal gewoon twee oude gitaren, ging op zoek naar een afgedankte versterker en je begon een band. Of je nou kon spelen of niet. Zo deden wij dat ook in comedy. Het enige dat we nodig haden was een pub in Manchester als podium.”

Buzzcocks en Sex Pistols“Ik heb nooit heel aktief deelgenomen aan punk, maar was meer een filosofisch beschouwer. In The Squat in Devon Street in Manchester heb ik veel punkbandjes gezien. Daarvan hebben alleen The Buzzcocks het later gemaakt. De Sex Pistols heb ik nooit gezien; maar die traden ook maar een jaar op en de kans om ze te zien was statistisch gezien erg klein. De helft van de optredens werd namelijk afgelast.”











Young Ones
“En de bands die tijdens The Young Ones optraden heb ik natuurlijk gezien. Wij kozen die niet, al hadden we wel wat invloed op de keuze. Een band als Amazulu was een miskleum, die waren niet echt cool, verder hebben we veel mooie dingen gehad; Madness, Motörhead en the Damned die speciaal voor ons een lied schreven.”

Jaloers“In die tijd waren veel muzikanten jaloers op ons. Ze wilden allemaal ons worden. Wij waren hip en deden ons ongedwongen ding, dachten zij. Chrissie Hynde wilde stand up comedian worden! Costello wou grappig gaan doen! Madness was jaloers op ons, zo erg zelfs dat Ben Elton [schrijver The Young Ones en Blackadder -red] voor hen nog een tv-comedy schreef. Daar is het nooit van gekomen, Gelukkig maar misschien. De muzikanten vonden dat ze vast zaten in het stramien van drieminutenliedjes, wat wij deden was pas vrij en interactief. Maar wat zij niet wisten was dat wij juist hartstikke jaloers op hen waren.”

Bad News“Of we echt speelden met Bad News? Zeker, maar vraag niet hoe. Ik ben een competente gitarist, al zeg ik het zelf, Nigel [Planer, Neil uit The Young Ones] speelde een soort van gitaar, Peter [Richardson] speelde bijna drums, bassist Rick [Mayall] was just shit. Maar het was een mooie tijd. We hebben op grote festivals gestaan zoals Reading en Monsters of Rock, we hebben getoerd met Iron Maiden, speelden met Jeff Beck, met Ronnie Woods, met Jimmy Page, met Marillion. Brian May was onze producer!”

Videoclips“Ik heb een jaar lang videoclips gemaakt, in 1987 en ‘88. Ik heb dertien videos gedaan, voor Squeeze [Hourglass], Elvis Costello [This Town] Michelle Shocked [When I Grow up], 10.000 Maniacs [Like the Weather], The Pogues [Fiesta], met een hele dronken Shane MacGowan tijdens de opnames. Ik ben een groot fan van hem, en hij van mij zo bleek. Alleen dat hij zo altijd zo dronken is, is very tricky. De video voor Squeeze werd nog verkozen tot ‘MTV Best Video’. Dat waren heel dure clips vaak, en vrij uitbundig. Zodiac Mindwarp wilde ook een clip van mij à la Bad News. [lachend] Nou die kon hij krijgen, hij nam het geloof ik allemaal een beetje te serieus. In 1988 stortte de markt voor clips in. Er was ineens geen geld meer, dus ben ik gestopt. Er was geen uitdaging meer.”















Muziek luisteren“Thuis luister ik weinig naar muziek. Het draaien van een cd vraagt een hele vreemde concentratie vind ik. Je moet eigenlijk gaan zitten, maar bent ondertussen toch met andere dingen bezig: de afwas doen, kleren strijken. Ik hou van muziek luisteren op de radio of via de iPod, ik heb zelf labels gemaakt. ‘Americana’ staat het meest op. Devon Sproule, John Hartford, Gram Parsons, Flying Burrito Brothers. In de bus naar optredens toe willen we geen muziek, dat wordt gewoon too much.”

Festivals“We spelen de laatste tijd veel op festivals, daar zie ik veel andere bands. In Cambridge zag ik Mumford & Sons, erg goede indie folkband uit Londen. Heb meteen hun cd gekocht. Tegen mijn gewoonte in. Ik koop eigenlijk nooit cd’s, ik krijg wel veel. Ik vind dat het beter is sommige muziek in herinnering te houden, en die herinnering te koesteren in plaats van meteen de cd te kopen.”

Bad Shepherds
“Ik heb nu even de handen vol aan mijn eigen muziekproject. Ik speel muziek, for fun, een betaalde hobby. We krijgen hele positieve reacties, zoals: ‘we kunnen nu eindelijk horen wat ze toen zongen’. Veel punksongs worden ondergewaardeerd, omdat mensen de teksten niet kunnen verstaan en denken dat het om zomaar wat geschreeuw gaat. Folk en punk hebben veel overeenkomsten. Ze zijn beide van het volk, de sociale context is vaak hetzelfde. Rise van PiL gaat over apartheid, veel oude folk in wezen ook, al gaat het dan over de rechten van mijnwerkers. Er zit in de traditionele muziek soms eenzelfde woede als in de anger is an energy van Johnny Rotten. Je krijgt bovendien eenzelfde gevoel van rauwe opwinding. Ik kan tenminste heel opgewonden raken als ik ergens uit een Ierse pub Gaelic tunes hoor komen, zeker als daar wat bij gedronken wordt. Ik heb twee jaren geleden in een dronken bui rond kerst een mandoline gekocht. De dag erna ben ik daarop beginnen te spelen: de punkliedjes die ik nog kende van vroeger. Dat bleek verrassend lekker te klinken op mandoline.”

Folk“In mijn vroege tienerjaren stonden de hitlijsten vol met folk. Lindisfarne, Steeleye Span, Fairport Convention. Softrock vonden we dat toen, was daar ik niet veel mee bezig. Punk was veel spannender. Ik was wel altijd fan van The Pogues maar het Keltische kwartje viel pas echt tijdens een Bottom-toer begin deze eeuw. Een kleedkamer naast ons hoorde ik de band van de Engelse folkzangeres Kate Rusby zingen en spelen. Fantastisch! Dankzij haar ben ik nu een born again folkie. Het grappige is dat Rusby heeft meegwerkt ana het debuut van mijn dochter.”

Ella
“Met je dochter op toernee gaan is, zeg maar, wel iets heel anders dan een normale vader-dochter-relatie. We zijn veel meer open naar elkaar toe. Haar moeder is daar weleens jaloers op. Ella doet het goed in Engeland. Maar het kan nog véél beter, zo sprak haar manager. [lachend] Tenminste één Edmondson moet het toch kunnen schoppen tot beroemd muzikant.”


de Favorieten Van.... Adrian Edmondson1-Mijn hifi-set: “Bose docks, tamelijk lo-fi. We hebben ook een home cinema, verbonden met de cd-speler. Vooral de sub-bass is erg goed. Plus een iPod. Ik ben er nog niet uit of een high-end installatie nut heeft. Toen Brian May onze producer was gaf hij de eindmixen van de plaat mee op cassette. We luisterden dat in de auto op een crap-installatie met crap-speakers. Het klonk daarop fantastisch, dus was het zeker goed. De meeste mensen luisteren muziek in een volle bar. Ook dan kun je geraakt worden.”
2-Favoriete genre: “Americana.”
3-All time favourite: “Nick Cave.”
4-Ik gruwel van... “Rap. Daar word ik doorgaans niet erg vrolijk van, of het moet hele oude zijn. Die mensen nemen zichzelf vaak onterecht veel te serieus, want het talent ontbreekt. En waar hebben ze het over, so boring...”
5-Ik luister stiekem naar. “ABBA. Keihard meezingen met m’n iPod. Die groep kun je nauwelijks betrappen op een slechte song. Sommige mensen vinden ABBA niet cool. Ongebegrijpelijk.”
6-Omvang muziekcollectie: “Zo’n 1000 cd’s. En nog wat vinyl in de kelder. Sinds we verhuisd zijn staat dat daar. Maar ik kom helaas te weinig in de kelder, haha.”
7-Verzamelaar? “Nee. Zelfs van Nick cave heb ik niet alles. En ook van Bowie niet, zijn laatste werk is crap.”
8-Elpee of cd? : “De elpee is natuurlijk belachelijk romantisch, maar geef mij toch maar de cd. Ik hoor het verschil in geluid ook niet zo.”
9-Meest memorabele muziekbeleving: “Met The Who in Hyde Park in 1996 tijdens Quadrophenia voor 120.000 mensen. Een charity-concert. Ik speelde Ace Face/Bellboy in een soort van gigantisch gat in het podium. Pete Townsend en Roger Daltrey backing me up. I was in tune. Bizar genoeg zat speelde Gary Glitter ook een gangmember. Ik weet nog dat ik tijdens de repetities gesproken heb met John Entwistle, die toen nog leefde. Ik heb hem een heel verhaal verteld, maar hij hoorde geen woord van wat ik zei, zo afwezig was hij.”
10-Mijn hifi-tip: “Beleef muziek live.”

Op www.badsheperds.com is haar hele debuut-cd Yan, Tyan, Tethera, Methara te beluisteren.

Univers wint Gouden Luis



lees hier verder

AutoSalon: festival rond het automobiel


lees het artikel hier

zaterdag 7 november 2009

Luka Bloom overtuigt in Mezz



(BN/de Stem 6 november 2009)
Hoewel hij teruggetrokken woont op het Ierse platteland, heeft hij ook een appartement in de Amsterdamse Jordaan. Luka Bloom heeft namelijk een speciale band met Nederland. Jarenlang stond hij hier op de grote podia, zoals Pinkpop, Paradiso, Carré en Tivoli, die hij moeiteloos uitverkocht. In Carré nam hij een live-plaat op en zette eerder het ‘publiekskoor’ in van een zinderend Tivoli. Maar Bloom, jongere broer van de legendarische Ierse folkzanger Christy Moore, pakt het de laatste tijd intiemer aan, zowel op plaat als tijdens concerten. Zo kon het gebeuren dat de Ier gisteravond ‘gewoon’ in de Mezz in Breda stond. Voor uiteraard een volgepakte zaal. En met kopje thee, want Bloom is anti-rock ’n roll, en geen ‘stereotype Ier’, zoals hij zelf nog even benadrukte. Als persoon dan, muzikaal is een ander verhaal. Het ‘rebel rebel’ op zijn zwarte shirt zei genoeg. Want Bloom en zijn gitaar op dreef, dat is een eenmanspunkband. Maar de geëngageerde Ier (bouwjaar 1955), al zo’n veertig jaar op de planken, wordt ook een jaartje ouder. En softer, getuige de vele rustieke songs, soms bijna easy listening, zoals het recente ambient-lied ‘Tribe’ en een eerbetoon aan zijn recent overleden held John Martyn. Positieve liedjes, geschreven met het hart op de juiste plek, rond thema’s als dromen, de natuur, verhalen van Ierse emigranten, én van immigranten in Ierland. Vol ontroerende en geestige parlando’s, à la broer Christy. Hoewel Bloom een van de meest constante factors in de popwereld is, lijkt het publiek toch te wachten op de oude ‘evergreens’, de massale meezingers. Maar de Ier is geen ‘pleaser’, en doet lekker zijn eigen ding. Uiteindelijk wel een ‘City of Chicago’, ‘Gone to Pablo’, You Couldn’t Have Come at a Better Time’ en ‘Sunny Sailor Boy’, dat hij ooit kado kreeg van Waterboy Mike Scott, maar géén ‘Delirious’ of ‘I Need Love’, de cover van rapper LL Cool J, ironisch genoeg Blooms bekendste lied. Concessies of niet, niemand die meer overtuigt met alleen gitaar en stem, inclusief onevenaarbaar Ierse snik. En Luka Bloom verdient de Mezz. Het is nauwelijks voor te stellen dat zijn performance elders beter tot zijn recht komt dan in dit warme akoestische bad. Volgende keer maar een plaat ‘Live in Breda’?

donderdag 5 november 2009

My name is Luka - vanavond in Mezz


















(interview van 09-11-2007)
Op zondagavond stond hij voor een volgepakt Paradiso. Maandagochtend om tien uur zit Luka Bloom zo fris als een hoentje aan koffie en appelgebak in een café in de Jordaan, op een steenworp afstand van zijn Amsterdamse appartement. “I’m not a fucking rock star, ik ben niet vies van een beetje orde”, zegt de sympathieke Ier.
‘Meer is minder’ is het motto van de geëngageerde zanger/gitarist en dat geldt ook voor zijn muziekbeleving. Luka Bloom (1955, Newbridge, echte naam: Barry Moore), gescheiden, vader van twee zoons (23 en 32) en woonachtig in Blacktrench op het Ierse platteland, vertelt onder meer over zijn eerste platen, zijn ‘éénmanspunkband’, zijn broer (de legendarische folkzanger Christy Moore) en zijn vijftiende wapenfeit, de filmische ambientplaat Tribe.
zie http://www.hifi.nl/allesover.php?id=1903