woensdag 28 april 2010

In Memoriam: Ljiljana Buttler

Zangeres Ljiljana Buttler is overleden. Lees hier een oud interview met haar.

Brabants Dagblad, donderdag 22 mei 2003 - Ljiljana Petrovic was een cultster in ex-Joegoslavie. Als Ljiljana Buttler beleefde de zangeres met de zware stem een opzienbarende comeback met 'The Mother of Gypsy Soul', een plaat vol bloedstollende Roma-liederen.


door Dieter van den Bergh

Ze had haar 'oude dag' maar al te graag doorgebracht in haar eigen land, maar ze kan niet terug. Haar huis is gebombardeerd en het land verkeert in een crisis.
In een Oost-Europees-achtig flatblok aan de rand van Düsseldorf praat Ljiljana Buttler met pijn in haar hart over haar vaderland, Servië. In de huiskamer klinkt Joegoslavische zigeunermuziek. Buttler (1944), een warme, weemoedige mama met gevoel voor zelfspot, is halfbloed Roma; geboren als Ljiljana Petrovic uit een Servische zigeunervader en Kroatische 'burgermoeder'. Sinds 1989 woont ze in Düsseldorf, waar ze trouwde met een Duitser, Herr Buttler.
"Dit is mijn eerste interview. Er bellen veel Duitse journalisten. Ze weten dat ik hier al jaren woon, maar hebben nooit enige interesse getoond. Nu heb ík geen interesse. Laatst stond er nog eentje op de stoep. Ik was de ramen aan het lappen, had een broek aan en was niet opgemaakt. 'Guten Tag Herr Buttler, ist ihre Frau zu Hause? Ik zeg sorry, die is er niet, guten Tag." Een beetje verlegen wordt ze wel van al die plotselinge aandacht. "Ik ben geen ster, ik ben maar een ordinaire huisvouw." Ljiljana Petrovic was een ster. In 1973 maakte ze haar eerste plaat, met de hitsingle Dusko, Dusko, een klassieker in ex-Joegoslavië. Talloze succesvolle platen volgden, deels opgenomen in Bosnië waar ze een aantal jaren woonde. "Ze noemde me in Joegoslavië Mutti von die Zigeunermusik."

Balkanblues
Omdat ze de oorlog voelde aankomen emigreerde Buttler naar Duitsland. Sindsdien heeft ze niet meer gezongen. Ja, twee keer op een familiefeestje. "Om papieren te krijgen ging ik werken. Mijn kinderen moesten eten. Ik heb in fabrieken gewerkt, in keukens, ben poetsvrouw geweest. Muziek speelde geen rol meer in mijn leven." Sinds twee maanden werkt Buttler niet meer, tenminste niet als poetsvrouw. Ze is weer zangeres, en met succes. Haar comebackplaat The Mother of Gypsy Soul is een wereldmuziekhit. De afwisselend droevige en louterende songs over het zigeunerleven zijn meer ingetogen, minder gipsy dan in de jaren zeventig, maar haar lage, soulvolle stem klinkt nog even imposant. "Ze noemen het Balkanblues, maar dat is het voor mij niet. Ik heb veel geluisterd naar soul en gospel. Louis Armstrong, Mahalia Jackson. Zwarte muziek, dat is nieuw voor mij. Ik heb een film gezien over Mahalia, waarin ze in een kerk zingt. Dat beeld heb ik steeds voor ogen gehad."
Op de cd is een glansrol weggelegd voor de Bosnische band Mostar Sevdah Reunion uit Amsterdam. Bandproducer Dragi Sestic, die eerder zigeunerlegende Saban Bajramovic uit de vergetelheid haalde, begon een paar jaar geleden een zoektocht naar de 'verdwenen' Ljiljana Petrovic. Na maanden speurwerk vond hij haar in Düsseldorf. "Hij wilde per se dat ik weer ging zingen", zegt Buttler, "daar had ik helemaal geen zin in. Ik wilde mijn rustige leventje houden. Dragi heeft een jaar lang elke dag gebeld. 'Bitte Mama!' Laat me met rust, zei ik. Maar toen hij me een Servisch krantenartikel liet zien waarin stond dat ik niet meer kan zingen en mijn tijd voorbij is, ging bij mij de knop om. Ik was woest en wilde bewijzen dat ik nog wel kan zingen. Ik ben hem nu dankbaar." Met Mostar Sevdah Reunion begint Buttler binnenkort aan een tournee. Haar tweede concert sinds ruim vijftien jaar is op het Tilburgse Gipsy Festival. Daarna volgen Engeland, Spanje en Oostenrijk. "Ik ben niet bang om het podium weer op te gaan. Het is mijn beroep, dat verleer je niet. Alleen mijn dochter maakt zich zorgen: 'Mutti, je bent oud, je bent achtenvijftig, zou je dit nou nog wel doen?'

donderdag 22 april 2010

zaterdag 17 april 2010

Isole Tremiti: natuurparadijs op zee










De geïsoleerde Tremitische Eilanden vormen een ongerept paradijsje in de Adriatische Zee. Je kunt er uren rondstruinen zonder een mens tegen te komen. Zeker in voor- en najaar. Sinds kort is de archipel eenvoudig en goedkoop te bereiken vanuit Nederland.


Door Dieter van den Bergh

Volgens de legende vormen ze de incarnatie van de strijders van de Griekse held Diomedes, die hier begraven werden op terugkeer uit de Trojaanse oorlog. ‘s Nachts kun je ze bijna menselijk horen huilen, de grote pijlstormvogels, vanuit grotten die ze bewonen samen met zeemeeuwen en slechtvalken. Verder hoor je hier niets dan het klotsen van de zee.
De relatief onbekende Tremitische Eilanden - Isole Tremiti in het Italiaans - vormen een geïsoleerde (bijna) autovrije oase van rust midden in de Adriatische Zee. Een natuurparadijsje met ‘tropische’ cactussen en palmbomen, omringd door kraakhelder smaragdgroen water. Dit alles in een aangenaam mediterraan klimaat. De eilandengroep heeft sinds 1989 heeft de status van maritiem natuurreservaat.

De Tremitische Eilanden behoren tot de Italiaanse regio Puglia en de provincie Foggia en bestaan uit de eilanden San Domino, San Nicola, Capraia, Pianosa en de rots Cretaccio. Ze liggen ten noorden van het bergachtige schiereiland Gargano en zo’n veertig kilometer uit de kust van Termoli. Vanuit dit charmante oude vestingstadje, waarvan het historische centrum op een schiereiland ligt, vertrekt de ferry naar Isole Tremiti. Een oude boot die in voor- en najaar veel te groot is, maar in het hoogseizoen - als veel Italianen uit Bari, Ancona en Pescara naar de eilanden trekken - soms te klein. Al bleef het echte massatoerisme de eilanden (nog) bespaard.
Afwisselend meert de ferry aan op San Domino en San Nicola. Op San Domino bevindt zich alle accommodatie, San Nicola is de historische, administratieve en religieuze ‘hoofdstad’. Tussen beide eilanden, die vierhonderd meter van elkaar liggen, vaart een watertaxi. Ook naar het onbewoonde ‘geiteneiland’ Capraia (ook Caprara genoemd) varen boten. Het 22 kilometer verderop gelegen Pianosa is een beschermd natuurgebied en nauwelijks toegankelijk.
San Domino is 2,6 bij 1,7 kilometer groot en heeft zo’n honderdvijftig bewoners. Het is het grootste Tremitische eiland, maar is in twee uur helemaal rond te lopen. Tenzij je alle zijpaadjes neemt, dan kun je hier gemakkelijk een dag wandelen. Hoewel er op het eiland een paar zandstrandjes zijn, ben je er voor een luxe strandvakantie aan het verkeerde adres. (Grot)duikers kunnen wel hun hart ophalen; de eilandengroep is nog een ontontdekt juweel in de Italiaanse onderwaterwereld. Niet alleen de koralen en vissen zijn een duikattractie, ook het beeld van Padre Pio dat bij Capraia op de zeebodem staat.

Hoewel San Domino in de zomer te boek staat als toeristeneiland, kun je er in voor- en najaar uren door de natuur struinen zonder een mens tegen te komen. Zeemeeuwen zijn er des te meer, die soms in paniek massaal alarm slaan. Wie afdaalt van het centrale pad loopt - fors klimmend en dalend - tegen imposante baaien, kliffen en monolieten aan, zoals de Scoglio dell’Elefante, of tegen grotten, zoals de Grotta del Sale, waar gesmokkeld zout werd bewaard, of de zeventig meter lange Grotta del Bue Marino (‘zeebullgrot’), genoemd naar de zeldzame monniksrob die er sporadisch nog gesignaleerd wordt. Sommige paadjes, langs steile afgronden en buiten de hekjes, lijken alleen gemaakt voor de durfal; inschatten hoe gevaarlijk een pad is, laten de Italianen graag over aan de eigen verantwoordelijkheid.
Hoewel San Domino grotendeels bedekt is met Aleppo-pijnbomen, is de fraaie westpunt begroeid met talloze soorten planten en bloemen, waaronder rozemarijn, jeneverbes, mirte, vijgen en wolfsmelk. Tussen de geurende flora krioelen hagedissen, insecten (de vliegende bidsprinkhaan) en vogels als de gierzwaluw en goudvink. De climax van de tocht is het uitzicht vanaf de oude ‘faro’, de vuurtoren, die ten prooi gevallen is aan de natuur.

Wie met de ‘aqua-taxi’ van San Domino naar het autovrije San Nicola vaart, reist terug naar de middeleeuwen. Het eiland - 42 hectare groot - heeft een imposante geschiedenis en werd al in de tweede eeuw voor Christus bewoond. In de zevende eeuw werden hier de eerste defensiewerken gebouwd, begin elfde eeuw kwamen de Benedictijnen, die het eiland ‘Tuin van het paradijs’ doopten en er de Santa Maria a Mare-abdij bouwden, inclusief vesting tegen piratenaanvallen. Niet alleen de abdij herbergt een schat aan religieus erfgoed, ook de kerk van het antieke complex. Al zijn deze alleen open als je geluk hebt, net als het lokale museum. Op San Nicola zou zich ook het graf van Diomedes bevinden.
Rond de Tweede Wereldoorlog was op het eilandje een strafkolonie gevestigd, voor onder meer de politieke tegenstanders van Mussolini en Siciliaanse maffiosi. Twee millennia eerder stuurde keizer Augustus zijn kleindochter Julia al in ballingschap naar het eiland en ook Karel de Grote zag er de ideale natuurlijke gevangenis in. Al dwalend door het fascinerende labyrint van gangetjes dat de wallen, het klooster en de elfde-eeuwse Badiali-burcht te bieden hebben, is niet veel fantasie nodig om hier een archaïsche strafkolonie bij voor te stellen. San Nicola geeft de bezoeker het gevoel van een verboden spookstadje; niet alleen omdat je overal kan komen, van de wankele kasteeltoren tot de donkere kelders, ook omdat het stadje in voor- en jaar vaak nagenoeg uigestorven is. Dat het op dit geïsoleerde paradijsje - vernoemd naar het Italiaanse ‘tremante’ wat ‘bevend’ betekent - af en toe ook echt kan spoken, bewijzen een weggeslagen pier, een geknakte zendmast en afgebrokkelde kliffen.

Wanneer: De beste periode om naar de Tremitische Eilanden te reizen is het voorjaar (van half februari tot half mei) en het najaar (vanaf half september). Terwijl de locals misschien nog (of al) met mutsen oplopen, zijn de temperaturen voor de Noord-Europeaan zeer aangenaam en staat de natuur volop in bloei. Grote kans bovendien dat je in deze periode een zeldzame toerist bent. Ook in voor- en najaar zijn enkele hotels open, die kamers aanbieden tegen aantrekkelijke laagseizoenprijzen, zoals het vriendelijke Hotel Tramontana.

Hoe: Ryanair vliegt dagelijks vanuit Eindhoven naar Pescara. Vanuit Pescara Centrale (en Pescara Porto Nuova en Pescara Tribunale) rijdt een trein rechtstreeks naar Termoli. Vanuit het vliegveld rijdt de bus (nummer 38) naar het centraal station (1 euro), waar je bijna aansluitend de trein naar Termoli kunt pakken. De treinreis duurt drie kwartier tot één uur en twintig minuten, hangt ervan af of je de duurdere intercity (10 euro voor een enkeltje) of de goedkope stoptrein (4,70 euro) pakt. In Termoli vertrekt dagelijks (in het hoogseizoen meerdere keren per dag) tussen acht en tien uur ’s ochtends een ferry naar de Tremitische Eilanden. De reis duurt een uur tot anderhalf uur, een enkeltje kost buiten het seizoen 15,60 euro. Omdat de boot in de namiddag weer terugvaart is het ook mogelijk een dagtripje te maken. Een prettige uitvalsbasis in Termoli is Pensione Al Pescatore, op steenworp afstand van de ferryhaven. In het hoogseizoen gaan er ook vanuit Pescara (3,5 uur), Ortona en Vasto boten naar Isole Tremiti. Ook kun je er vanuit Foggia met een helikopter komen.

Zie voor vliegtijden www.ryanair.com
Zie voor vaartijden www.traghettilines.it
Zie voor treintijden www.trenitalia.it