vrijdag 21 december 2007

Ik zen van Stabroek: Vlaamse Fixkes in Mezz

bn/de stem
Zes jaar geleden speelde de nog tamelijk onbekende West-Vlaming Flip Kowlier voor het eerst in Breda, in Para, voorloper van de Mezz. Hij trad op met de Vlaamse reus Gorki in zijn voorprogramma. Verbazing alom, want had dit niet andersom gemoeten? Ook in Mezz gisteravond leken voor- en hoofdprogramma (Mondo Leone en Fixkes) inwisselbaar. De Vlaamse band Fixkes mag dan wereldberoemd zijn in Vlaanderen, de groep is nog volstrekt onbekend hier, in elk geval onbekender dan haar Nederlandse voorprogramma Mondo Leone, het unieke eenmansorkest van de doorgewinterde muzikant/filmmaker Leon Giesen (Ex-Toontje Lager en muzikaal compaan van Jack Poels). Zou je zeggen, tenminste. Niet dus. Het publiek - gedeeltelijk Vlamingen en grotendeels Ollanders, waarschijnlijk Studio Brussel-adepten, leken enkel en alleen gekomen voor Fixkes. Waar Giesen jammerlijk (en onterecht) afdroop met zijn persoonlijke luisterliedjes, bracht Fixkes met een zelfde soort songs de zaal in vervoering. ‘Ik zen van Stabroek’ begon Sam Valkenborgh, kopman van de band, en daarmee was de dialecttoon gezet, schatplichtig aan de Gentse troubadour Kowlier, die het Vlaamse dialect salonfähig maakte. Fixkes scoren in het dialect van Stabroek, een dorp onder de rook van Antwerpen, een paar kilometer van Putte, en voor Hollanders veel beter te verstaan dan het Izegems van Kowlier. De groep, die amper twee jaar bestaat, concerteerde nog niet eerder op Hollandse bodem, maar maakte in Breda een goede beurt. Het zestal, opgepikt door het Nederlandse Excelsior-label (o.a. Spinvis), kon voor de repertoirekeuze slechts putten uit haar recente debuut vol akoestische (hip)popliedjes in de lome lijn van een G.Love, Jack Johnson of weer, Kowlier. Een debuut met nu al twee megahits, die gedreven werden vertolkt: de ‘klassieker’ ‘Kvraagetaan’, deze zomer vier maanden op één in Vlaanderen - een record - en het pareltje ‘Ongelukkig’, over een ex-lief: ‘Ik zeg ik hoop da ze mij wa mist/da z’een heel heel heel klein bitje ongelukkig is.’ Om te rekken klonk een enkele cover, een dialectversie van Doe Maars ‘Watje’. Fixkes moet het niet zo zeer hebben van de muzikale omlijsting, wel van de spitsvondige pen van de ‘praatzingende’ frontman en songsmid Valkenborgh. Een romanticus pur sang die zijn openhartige liedjes vol overgave met het publiek deelt. Geen zwaar op de maag liggend gedoe zoals bij collega Kowlier, maar openhartige, nostalgische miniatuurtjes over verkering vragen, het opgroeien in een dorp, en het alledaagse leven van een onzekere dertiger, die zich afvraagt waarom hij toch zo geil is; ‘Ik weet da’k gene prins zen maar wel gewoon ne goeie gast’. Met haar lichtvoetige, maar oprechte feelgood-pop kan Fixkes het nog ver schoppen, ook bij de zuiderburen.



dinsdag 18 december 2007

Ook den schrijvert is een artiest

brabants dagblad



















Oud-Tilburger en bestsellerauteur Kluun presenteert in 013 NightWriters, een literair rock ‘n’ roll circus.

door Dieter van den Bergh

Het idee was natuurlijk gewoon ordinair gejat, zegt Kluun. “Wat Raoul Heertje deed met de Comedytrain, dat wilde ik ook, maar dan met schrijvers. Geen suf gedoe op klapstoeltjes in tl-verlichte achterzaaltjes, maar spektakel in rokerige nachtclubs. Ook de schrijver is een artiest, een entertainer.”

NightWriters - in club Panama in Amsterdam - werd een daverend succes. Onder meer Joost Zwagerman, Hafid Bouazza, Ronald Giphart, Herman Koch, Tommy Wieringa en A.F.Th. waren er NightWriter.
NightWriters gaat deze week voor het eerst het land in met haar succesformule: ‘stand-up writing’, opgepimpt met hippe band, deejay en quiz. Doelgroep: twintigers en dertigers. Donderdag doet het circus het Tilburgse 013 aan, met de auteurs Saskia Noort, Kluun en Christophe Vekeman, popband Alamo Race Track en een ‘Grote’ Tilburgse ‘mystery guest’. Spannend? Nee hoor, zegt initiator en oud-Tilburger Kluun. In het land lopen de mensen doorgaans nog eerder warm voor literatuur dan in ‘blasé Amsterdam’, weet hij. Kluun zou er zelfs niet van opkijken als 013 uitverkocht raakt. “Dat jongeren niet meer zouden lezen is één grote fabel. En iemand die normaal in 013 of Extase uitgaat, wil ook best eens een schrijvert aan het werk zien, maar niet in bieb of parochiehuis.”
Het succesverhaal ‘Kluun’ is bekend. Ex-reclamestrateeg Raymond van de Klundert (1964) - zijn echte naam - brak in 2003 door met Komt een vrouw bij de dokter, een controversiële ‘autobiografische’ roman over een yup die er op los leeft terwijl zijn vrouw terminaal is. Er werden 600.000 exemplaren van verkocht. Opvolger De Weduwnaar (2006) doet het met 400.000 exemplaren ook niet slecht. Recent trok Kluun de aandacht met het ‘geintje’ Lillekemeense.com, een datingsite voor lelijke mensen in Tilburgs dialect. In januari begint hij aan een nieuwe roman over een Brabantse vrijgezel in de jaren tachtig.
In het literaire circuit wordt niet zelden met dédain over de ‘lectuur’ van ‘pulpschrijver’ Kluun geschreven. Maar critici kunnen na NightWriters niet meer om Kluun heen, gezien het indrukwekkende leger aan schrijvers dat hij reeds optrommelde. Kluun: “Ze zien ook wel dat we het zaakje flink aan het ontstoffen zijn. Daar heeft iedereen baat bij, ook de zogenaamd serieuze schrijvers.” Het zijn de journalisten die zeuren, zegt de auteur. “Dat schrijvers op elkaar neerkijken zie je niet gauw, we hebben elkaar hard nodig.”
Schrijvers hebben op dit moment vooral Kluun nodig, zo lijkt het. In zijn shows krijgen ze veel én jong publiek en een fijne beloning. “Wij beschouwen schrijvers als artiesten, dus betalen we goed.” Daar staat wel tegenover dat Kluun de regie in handen heeft. “Wij bepalen wat er voorgelezen wordt. Het publiek moet vermaakt worden. Een auteur die zich er voor schaamt om te entertainen, daar kunnen we niets mee.”
NightWriters kan nog jaren vooruit. Er zijn zelfs tv-plannen. Auteurs die hoog op het verlanglijstje staan: Grunberg, Japin, Verhulst, zelfs Easton Ellis en Houellebecq, maar ook een Heleen van Royen. “Zolang we het publiek verrassen, hebben we succes.”

NightWriters, donderdag 20 december 013, Grote Zaal, Tilburg, 20.30u. Van NightWriters verscheen recent een best of-bundel.

woensdag 12 december 2007

Strip Turnhout: walhalla voor de stripofiel




















Strip Turnhout is het grootste stripfestival van de Benelux. De jubileumeditie biedt onder meer raceheld Michel Vaillant en een verstripte Spinvis en Jan Wolkers.

door Dieter van den Bergh

TURNHOUT Strips en België, het is bijna een vanzelfsprekende combinatie. Dé stripstad van België is Turnhout. De Vlaamse cultuurminister wil er zelfs de stripstad van de Benelux van maken. Niet alleen de wieg van Paul Geerts, dertig jaar lang Suske en Wiske-tekenaar, stond er, de Kempische hoofdstad - 40.000 inwoners, dertig kilometer van Tilburg - is sinds 1977 het toneel van het tweejaarlijkse Strip Turnhout, voorheen de Turnhoutse Stripgidsdagen, met zo’n 20.000 bezoekers het grootste stripfestijn van de Benelux. Het festival speelt zich hoofdzakelijk af in schouwburg de Warande.
Stripheld Michel Vaillant, Spinvis, Suske en Wiske, Hans Dorrestijn, een verstripte Jan Wolkers, Fokke & Sukke. Ze staan gebroederlijk op het affiche van Strip Turnhout. Voor haar dertigste verjaardag pakt het grotendeels gratis toegankelijke festival flink uit. Er zijn expo’s, lezingen, ruilbeurzen, signeersessies, interviews, en er is muziek en animatiefilm. Meer dan honderd internationale tekenaars zijn aanwezig, zowel uit de mainstream als uit de underground. Uiteraard de crème de la crème van de Vlaamse stripwereld, zoals een reeks oud-medewerkers van wijlen Willy ‘Suske en Wiske’ Vandersteen, maar ook de Nederlanders Erik Kriek (Gutsman), Jean-Marc van Tol (Fokke & Sukke) en de Amerikanen Peter Kuper (MAD Magazine) en stripgoeroe Scott McCloud (Superman). Uiteraard is er ook een kinderprogramma, met onder meer F.C. De Kampioenen en acteur Jelle ‘Kuifje’ Cleymans.
Muzikant Spinvis uit Nieuwegein reist op zondag 16 december met band af naar Turnhout voor een uniek eenmalig concert. Op speciale uitnodiging sluit hij het stripfestijn af met een concert dat ‘live’ geïllustreerd wordt door bekende stripmakers, zoals de Nederlanders Hanco Kolk en Maaike Hartjes en hun Vlaamse collega’s Lectrr en Kim Duchateau, alias Kim. Deze laatste is eregast op het festival. Hij krijgt de felbegeerde Bronzen Adhemar uitgereikt, de Vlaamse Cultuurprijs voor de Strip, de enige stripprijs ter wereld die vanuit overheidswege wordt uitgereikt. ‘Kim’ krijgt de prijs overhandigd door de éminence grise van de Europese strip Jean Graton, de 84-jarige geestelijk vader van de autoracende stripheld Michel Vaillant, goed voor 20 miljoen verkochte albums. De Fransman - het is zijn eerste signeersessie in Vlaanderen ooit - mag tevens zijn eigen overzichtsexpositie ‘Vrooaw! 50 jaar Michel Vaillant’ openen. Voor het eerst wordt er ook het ‘OFF-festival’ gehouden met tentoonstellingen in Turnhout en omliggende Kempische steden. Zoals ‘30 jaar Kiekeboe!’, rond de populaire stripreeks van Merho, ingeluid door onder meer cabaretier Hans Dorrestijn. Ook is er een tentoonstelling met de stripversie van Kort Amerikaans van Jan Wolkers, fraai getekend door de bekroonde Dick Matena, die eerder De Avonden verstripte. Matena speelt een thuiswedstrijd: hij verruilde onlangs het hippe Amsterdam voor het nog hippere Turnhout. Ongetwijfeld vanwege het aangename stripklimaat.

Strip Turnhout, 14 t/m 16 december, Warande Turnhout. Vrijwel alle activiteiten zijn gratis toegankelijk. www.stripturnhout.be.

donderdag 29 november 2007

Fink gaat hard























Fin Greenall uit Brighton is sinds midden jaren negentig actief als deejay en producer, onder meer onder de naam Sideshow. Hij debuteerde in 2000 met het triphop-album Fresh Produce. Maar onder zijn singer-songwriter-alias Fink is Greenall nu echt aan het doorbreken. Lees verder interview Fink.

donderdag 22 november 2007

Jij, stad, bent de mijne


Afscheidsbundel stadsdichter Nick J. Swarth

‘Mensen behagen? Ik verkoop ze liever een stomp in de maag’, zei Nick J. Swarth twee jaar geleden bij zijn aantreden als Tilburgse stadsdichter in Univers, het weekblad van de Universiteit van Tilburg. Of het veel mensen de afgelopen tijd is gelukt om Swarths hermetische poëziejungle te doordringen, valt ernstig te betwijfelen. Maar of zijn ‘X-burg’ er nu wel of niet op zit te wachten, met de bundel Naked City Poems krijgen de Kruikenzeikers een puik afscheidskadootje in de maag gesplitst.
Zes ‘gelegenheidsgedichten’ werd hij gedacht om in deze hoedanigheid te schrijven, het werden er veertig. Achtentwintig vonden hun weerslag in Naked City Poems. Een haat-liefde-zang op Tilburg; duister, abstract, kinky, boos, heftig, lief, vies, geestig én volks. Want hoewel Swarth aangaf onmogelijk een dichter voor het volk te kunnen zijn, zoals zijn voorganger Jace van de Ven, bekeerde hij zich opvallend vaak tot het volkse, bijvoorbeeld in ‘frites rules’ (‘crackhoeren houden van friet, maar eten het liever niet (is duur)’ of zoals in ‘patatje oorlog’: ‘want weet dit: het vetbombardement op Jeruzalem, St. Anna, de vogeltjes- en de textielbuurt werd door de overlevenden driemaal per week herdacht (al waren er die dagelijks hun portie verstouwden).’ Helemaal feestelijk wordt het op deze luxe, Nederlands- én Engelstalige uitgave op de bijgeleverde dvd, waarop de podiumdichter Swarth - kaalgeschoren kop, hondenband om de nek, zwart shirt of naakt - in filmpjes op karakteristieke wijze zijn werk declameert. Spuwende woorden waarmee de associatieve werking van zijn gedichten pas volledig tot zijn recht komt. En dat Swarth zich uitstekend leent voor de remix bewijst de dancefloorfiller-in-spé Dans de Orang Tilbo, inclusief wufte dansclip. ‘Dans de Orang Tilbo, schud je schriele bats, de vlamme öt oew kont. Dans de Appetjoek, lopt rond als ene koekwous’. En nu… allemaal!

Naked City Poems van Nick J. Swarth wordt zaterdag 24 november 20.30u gepresenteerd in Ruimte-X, Telexstraat 4a Tilburg. Het boek met dvd (96 pagina’s, uitgeverij teleXpress, ISBN 978-90-76937-17) is voor 18,50 euro verkrijgbaar in de betere boekhandel. www.swarth.nl

Fotografen moeten niet zeuren

Fotograferen mag dan veel toegankelijker zijn geworden, het niveau is drastisch gedaald, stelt Kees Tabak (1950), na Anton Corbijn misschien wel Neerlands bekendste popfotograaf. Zaterdag geeft hij een workshop en lezing in het kader van We are all photographers now in 013, een interactieve expo over fotografie, in 013.

door Dieter van den Bergh

“Iedereen kan het, of beter gezegd, dénkt dat ‘ie het kan, en iedereen heeft er verstand van. Net als bij voetbal.” Kees Tabak zucht. “Maar fotograferen op niveau, communiceren, ofwel iets bijzonders maken van een foto, is heel wat anders.” Het niveau van de fotografie is de laatste jaren drastisch gekelderd, stelt de Amsterdammer, vooral bekend als popfotograaf. “In de gemiddelde krant zie je nauwelijks nog kwaliteitsfotografie. De budgetten zijn fors omlaag geschroefd en de eisen laag. Waarom zou je een dure prof nemen als je een goedkope, maar amateuristische leerling-fotograaf hebt, of desnoods een journalist die wel een kiekje maakt. Er zit altijd wel een redelijk beeld bij. ‘Redelijk’ is de norm geworden, en ja, iedereen kan tegenwoordig wel ‘redelijk’ fotograferen. Vroeger was de onderwijzer de notabele van het dorp, nu is het een onderbetaalde baan. Hetzelfde geldt nu voor de fotograaf.”
Prince likkend aan de hals van zijn gitaar, Ian Dury met microfoon in de mond, Hazes met Brood, Madonna in doorschijnend hemd. Slechts enkele beelden van Kees Tabak die op het netvlies staan gegrift. De groten der aarde kreeg hij voor zijn lens. “Jezus, wat ben jij er dichtbij geweest, zeggen veel fotografen nu. Ja, dit zou nooit meer kunnen.”
Tabak noemt zich ‘portretfotograaf met een voorliefde voor muzikanten. Omdat hij er geen lol meer in had, stopte hij vijftien jaar geleden al als fulltime popfotograaf. De fotograaf werd steeds verder naar achter gedrongen, letterlijk. “De ellende begon met MTV”, weet Tabak. “De videoclip werd de rechtstreekse concurrent van de foto, en een belangrijker promotiemiddel.” Waar hij voorheen concerten lang ongestoord mocht fotograferen, kon dat nu alleen nog maar de eerste twee, drie nummers. En waar er voorheen vijf fotografen voor het podium stonden, zijn het er nu vijftig. “Iedere fotograaf van een lokale krant of website mag er staan tegenwoordig. Het is toch maar twee nummers. Is het te druk, dan zeggen ze: ga maar bij het mengpaneel staan.” Terwijl er in de zaal vaak honderden ‘mobiele’ fotografen of filmers staan. Popfotografen klagen dan ook steen en been over hun werkomstandigheden. Niet helemaal terecht, vindt Tabak. “Fotografen moeten niet zeuren. Hou er mee op als je ervan wil leven, want dat gaat echt niet meer. De markt is veranderd. Bovendien kan ik me goed voorstellen dat artiesten zich storen aan de massa’s fotografen voor hun neus en op een gegeven moment zeggen: ‘rot op’. Het is behoorlijk confronterend als er vijftig fotografen op je lip zitten. Of op je motorkap. Zo’n Britney Spears die over de voet van een fotograaf rijdt, die begrijp ik eigenlijk wel.”
Maar Tabak is makkelijk in staat om te relativeren, erkent hij. “Ik heb een mooi oeuvre opgebouwd en kijk langs de zijlijn hoe het ervoor staat. Mijn oude werken worden nu verkocht als een soort nostalgische kunstwerken. Ik twijfel er serieus aan of de popfoto’s van nu over twintig jaar ook nog bestaansrecht hebben.”

We are all photographers now, t/m 13 januari, 013 Tilburg. Workshop/lezing Kees Tabak, zaterdag 24 november, aanvang 15u. Met muziek van Keats. Entree gratis. www.weareallphotographersnow.com

Over kees Tabak werd recent een documentaire gemaakt, No more heroes, nog te zien op omroep.nl.

zaterdag 17 november 2007

Ernie wordt professor




















Wetenschap is leuk. Lachen met wetenschap nóg leuker

Een interview met Wim T. Schippers


door Dieter van den Bergh

7 november 2006 -“Ik wilde onmiddellijk afzeggen toen Hugo Verdaasdonk me benaderde voor deze leerstoel. Mensen denken dat je niets meer doet als je niet meer op de televisie bent, maar ik ben drukker dan ooit. Moet binnenkort een theaterstuk afhebben, ‘Wuivend graan’, en was druk doende met mijn bewerking van Goethes ‘Egmont’ voor het Gergjev Festival. Uiteindelijk heb ik toch ja gezegd. Het leek me wel een uitdaging, leer er zelf ten slotte ook van. In de jaren zeventig heb ik eerder colleges gegeven, op de TH Eindhoven. Daar hebben we vooral werkstukken zitten maken, behoorlijk technisch.”
“Nadat de benoeming bekend was, werd ik nietsvermoedend belaagd door zowat de hele vaderlandse pers. Mensen feliciteerden me zelfs. Bizar. Snap ik niets van. Wat is zo bijzonder aan een halfgare kunstenaar die les gaat geven? ‘Ernie wordt professor’ schreven ze, okay, dat vond ik dan wel weer grappig, hoor.”
“Ik ben gevraagd als de kunstenaar Wim T. Schippers. Op wetenschappelijk gebied ben ik een leek. Maar ik denk dat ik mensen wel aan het dénken kan zetten, hoop tenminste dat ik iets los maak. Ik zie het eerder als een gezellig praatgroepje, dan als een college. Ik kan geen les geven, ben hier niet voor kennisoverdracht, die haal je maar uit boeken. Ik wil vragen oproepen, mensen uit de tent lokken, en praten over de dingen die ik weet als kunstenaar. Interessante dingen. Dat is meteen mijn handicap. Vind alles interessant, weet nog steeds niet wat ik wil, doe alles door elkaar. Maar mijn hart gaat vooral uit naar de bètawetenschappen. Heb er nog steeds spijt van dat ik destijds geen natuurkunde ben gaan studeren, de mooiste wetenschap. Het viel me wat tegen dat het hier zo’n alfakliek is. [lachend] Veel van die vakken kun je natuurlijk nauwelijks wetenschap noemen. Nee, het is wel aardig om juist in een overwegend alfa- en gammabolwerk met bètathema’s te komen aanzetten.”
“Ik ben dol op wetenschap, het kan je leven verrijken. Wetenschappers zijn fantastische mensen, daarom was het zo leuk om bij de VPRO ‘De Wetenschapsquiz’ en ‘Flogiston’ te doen. Er bestaat een raar beeld van wetenschappers, dat het stoffige mensen zouden zijn, verstrooide professoren. Het zijn juist zeer bevlogen en sociale mensen waar je mee kan lachen. Wetenschap is leuk, maar lachen met wetenschap nóg leuker. Lachen is geen minderwaardige emotie, je kunt keihard serieus ergens om lachen. Mijn televisieprogramma’s waren luchthartig en diepgravend tegelijk, zo zijn mijn colleges ook denk ik. Elkaar afbekken is trouwens ook erg leuk. Bij ‘De Wetenschapsquiz’ en ‘Flogiston’ kregen we aanvankelijk kritiek, bijvoorbeeld van hoogleraren. ‘Moet alles nu zo opgeleukt worden?’ Tot ze merkte dat ik écht van wetenschap houd. Ik vind het nog steeds erg jammer dat ik die programma’s niet meer mag presenteren, sinds ik bij de VPRO in ongenade ben gevallen. Ze hebben me er op verkeerde gronden uitgegooid, maar dat is weer een ander verhaal.”
“De titel van mijn cursus ‘Wetenschap is geen kunst maar wel cultuur’ is mijn stokpaardje. Het is schandelijk dat we een ministerie hebben dat Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heet. Wetenschap en cultuur kun je niet los zien. Er zijn veel overeenkomsten, ook tussen kunst en wetenschap. Kunst is gekkigheid volgens velen, wetenschap een discipline. Kunst kan juist inspirerend werken op de wetenschap en andersom. Mijn zweefsteen ‘Het is me wat’, die nu onderdak heeft bij Boijmans van Beuningen, is een vorm van toegepaste wetenschap. In mijn colleges komen die overeenkomsten aan bod. Wat er nog op het programma staat? We gaan het hebben over mijn eigen werk, in samenspraak met een docente kunstgeschiedenis van de UvA. Om helemaal zelf een beschouwing over mijn werk te gaan geven lijkt me minder geslaagd. Er is een college over ‘serendipity’ met wetenschapper Pek van Andel, over herbouw van verloren gegane architectuur met Emile Wennekes, eentje over nooit gerealiseerde gebouwen en eentje over de chaostheorie. En zo tobberen we maar voort.”


Beknopte cv Wim T.

Absurdisme en verwarring zijn een rode draad in het werk van Willem Theodoor Schippers (Groningen 1942), kunstenaar, tv- en theatermaker en (toneel)schrijver. Onder invloed van dadaïsme en Fluxus eist hij in 1963 de aandacht op met ‘Manifestatie aan het strand te Petten’, een ‘a-dynamische’ performance waarbij hij een flesje limonade leeg giet in de zee. Andere bekende werken zijn ‘Pindakaasvloer’, ‘Het Melkmeisje’ en zweefsteen ‘Het is me wat’. In 1967 werkt hij mee aan zijn eerste tv-programma, ‘Hoepla’ (VPRO). In 1971 volgt ‘De Fred Haché Show’, in 1974 ‘Van Oekels Discohoek’ en in 1984 en 1989 de soaps ‘Op zoek naar Jolanda’ en ‘We zijn weer thuis’. Tussen 1995 en 2002 presenteert Schippers ‘De Nationale Wetenschapsquiz’, in 2002 ‘Flogiston’. Nog bekender dan zijn gezicht is zijn stem. Vanaf 1976 leent hij zijn stem voor Ernie en Kermit de Kikker in ‘Sesamstraat’. Ook op radio en toneel laat Schippers sporen na. Van 1984 tot 1991 maakt hij voor Hilversum 3 ‘Ronflonflon met Jacques Plafond’, van zijn toneelwerk is ‘Going to the dogs’ (1986) - met louter herdershonden - het bekendst. Momenteel werkt hij aan ‘Wuivend Graan’. Vanaf 30 augustus is Schippers een semester Leonardo-hoogleraar, een wisselleerstoel aan de UvT.

vrijdag 16 november 2007

Het bestaat tot het tegendeel is bewezen















De MultiMedium Show is een warmmakertje voor de nieuwe voorstelling van Drieons. Met te gast heuse mediums.

door Dieter van den Bergh

TILBURG Is er leven na de dood? Zeker, zegt Peter Dictus, zakelijk leider van het Brabantse theatergezelschap Drieons, het onomstotelijke bewijs daarvoor is namelijk geleverd door Rosemary Brown. Deze Engelse huisvrouw (1916-2001) kreeg honderden composities door van overleden componisten als Bach en Beethoven, terwijl ze muzikaal helemaal niet genoeg onderlegd was. Het is deze Mrs. Brown die centraal staat in de gelijknamige Drieons-productie die in april in première gaat en landelijk gaat touren, met in de titelrol Mieke Klomp. Een voorproefje is deze week al te zien in de MultiMedium Show.
Nadat hij een boekje over haar op de rommelmarkt kocht, raakte muzikant en Drieons-lid Jacq Palinckx gebiologeerd door het Britse medium Brown. “Haar hofcomponist was Liszt”, weet hij. “Ze dicteerde de noten zoals een binnenschipper zijn waterstanden opneemt. Fascinerend.”
Rosemary Brown is nooit ontmaskerd, anders was er geen voorstelling geweest. Palinckx. “Wij doen geen uitspraken in de voorstelling, het bestaat totdat het tegendeel is bewezen. Maar natuurlijk kun je het in twijfel trekken.”
Hoe dan ook, de kern van het doorgaans tamelijk nuchtere Drieons raakte in de ban van het paranormale, ging zelfs op bezoek bij medium Isabelle Duchêne. Na het bezoek was Dictus om: “Ik ben sceptisch, maar ook overdonderd door wat ze wist, maar nooit kon weten.”
Duchêne en José Gosschalk, een ander bekend medium, zijn beiden te gast in de MultiMedium Show, een voorstelling die past in een trend onder theatermakers om op nieuwe, handige manieren publiek en publiciteit te genereren voor voorstellingen. Onder het mom van ‘infotainment’ praten in de MultiMedium Show theologen, geestelijken en kunstenaars met elkaar over geloof. Geloof in god én geesten, kortom, leven buiten dit leven. “Natuurlijk gaat het om publiciteit,” erkent Dictus, “maar zeker ook over de thematiek, die veel groter is dan in Mrs. Brown past. Wij wilden er meer mee doen, het is erg actueel. Ontkerkelijking is hot aan de ene kant, godsdienstfanatisme en spiritualiteit aan de andere kant.”
Religie en ‘de wereld van het onverklaarbare’ hebben meer gemeen dan menigeen denkt, zegt Dictus. “Beiden bieden inzicht of troost, dragen bij aan zingeving, terwijl de kerk zich juist verzet tegen het paranomale. De kerk zou toch juist gebaat moeten zijn bij dit soort bewijsmateriaal voor leven na de dood?”
Dat de MultiMedium Show in de Maand van de Spiritualiteit plaatsvindt, is louter toeval. Of nee: voorbestemd, zegt Palinckx, de grillige componist, die zelf voor twee live-strijkers een staaltje paranormale muziek componeerde, ‘zoals Bach het nu aan hem doorgegeven zou hebben.’

De MultiMedium Show van Drieons, do 22 nov De NWE Vorst Tilburg, za 24 nov Chassé Breda, zo 25 nov Verkadefabriek Den Bosch. entree gratis. reserveren aanbevolen. www.drieons.nl

Geen Hyves, maar humor


Lang, heel lang geleden, ver voor Hyves, was er het ‘vriendenboek’. Met Eefjes Vriendenboek herstelt de Tilburgse tekenaar en humorist Jeroen de Leijer een fijne traditie in ere.
De hobby’s van Eefjes kersverse vriend, de door Jan de Bouvier aangeprezen zitzakontwerper Bert van Sputum? ‘Zitzakontwerpen, maar eigenlijk liever mimen’. Zijn lievelingseten: ‘Pommes frites met een floepkipper, of hoe heet zo’n ding’, zijn lievelingsdier: ‘een denkbeeldige kat’. In Eefjes Vriendenboek leren we de soms nogal typische vrienden van stripheldinnetje Eefje Wentelteefje, woonachtig in het stadje Broekhoest, nader kennen. Het boek, zowel een parodie op als een eerbetoon aan het vriendenboek van weleer, werd vorige week gepresenteerd in het Betty Asfalt Complex in Amsterdam, waarbij Eefje werd geïnterviewd door het Jeugdjournaal. Goede vrienden zoals Jan-Jaap-Karel-Kees, goochelaar Saldo Rossi, mevrouw Van Gompel en pizzabakker Giovanni Straciatelli (die overal ‘pizza’ op antwoord), maar ook slechte vrienden als Ragnar Blasbips en de overbuurman, die Eefjes vriendenboek regelrecht saboteren. Fred van Boesschoten en über-Tilbo Ferry van de Zaande staan er helaas niet in, omdat ze niet kunnen schrijven.
Naast de ‘profielen’ van Eefjes vrienden is het boek mét zachte kaft en slotje, en in tegenstelling tot het populaire digitale vriendennetwerk Hyves in elkaar gezet met ouderwets knip- en plakwerk, gelardeerd met spelletjes, kleurplaten, reclame, vieze vlekken, kassabonnen van de Zizo en vogelplaatjes, van onder meer de Rode Flierewiep en de Witgekuifde Twiereliereliet. Maar driekwart van het boek bestaat uit strips, een soort ‘best of-Eefje’ van de laatste jaren, waarvan een deel eerder verscheen in AD, NRC, Volkskrant, Intermediair, Brabants Dagblad en Univers. Nadat Eefje Wentelteefje vorig jaar met haar eigen TV Show te zien was bij VPRO’s Villa Achterwerk, in popvorm furore maakte als presentatrice van het Omroep Brabant-programma Walhalla, en ook steeds vaker het theater aandoet, is er zes jaar na ‘Hallo, hier is Eefje Wentelteefje’ eindelijk weer een Eefje in boekvorm. Oh ja, zelf houdt de kleine diva erg van hobby’s als kantklossen, punniken, mediteren en plaatjes verzamelen van beroemde klankdichters. En haar lievelingsdier is hoofdluis, al heeft ze liever een hond. (dieter van den bergh)

Eefjes Vriendenboek is uitgebracht door uitgeverij de Harmonie, bevat 128 pagina’s en kost 15 euro. Verkrijgbaar in de betere boekhandel.www.eefjewentelteefje.nl

donderdag 15 november 2007

‘Hoe schrijf ik een hit?’ met millionseller Gino Vannelli

Wereldster en ex-ladykiller Gino Vannelli begon gisteren aan een masterclass op de Tilburgse Rockacademie. “Mijn moeder vond dat ik moest gaan.”

door Dieter van den Bergh

23 november 2006 -Terwijl de meeste studenten te laat binnen komen druppelen, is de meester zelf maar vast aan het inspelen. Grijzende krullen, baardje, bril, fluffy roze trui. Ooit staarde hij met blote (behaarde) bast en zwoele blik talloze meisjeskamers binnen. Maar ook sekssymbolen worden ouder.’’ Gino Vannelli; In de jaren tachtig verantwoordelijk voor wereldhits als ‘It hurts to be in love’ en ‘Wild Horses’ en sneller kloppende harten bij (vooral vrouwelijk) romantici. Gister begon de sympathieke 53-jarige Canadees van Italiaanse komaf aan een twee dagen durende masterclass op de Tilburgse Rockacademie. ‘The Art of songwriting’, ofwel ‘hoe schrijf ik een hit?’. Waarom Gino Vannelli? “Mijn leraar Alexander Beets heeft contact met Gino”, zegt organisator/student Daniel Versteegh (24). “Gino is een inspirerende persoonlijkheid. Heeft zijn carrière heel eigenzinnig vormgegeven. Wil hij jazz of klassiek, dan doet hij dat gewoon.” Volgens Versteegh, zelf succesvol singer/songwriter maar nog zonder hit, wil de vijftiger Vannelli zijn kennis dolgraag delen met jong talent. Niet alle studenten reageerden enthousiast, erkent hij, “in tegenstelling tot hun moeders.” Toch is Vannelli weer een beetje hip sinds zijn soulfunkclassic ‘People Gotta Move’ (1974) gebruikt wordt in ANWB-commercials. Maar hoe schrijf je zo’n kraker? “Niet in twee uur,” verklapte Vannelli aan een 25-tal studenten, vooral ‘songwriters’. “Maar in twee dagen moeten we een eind komen.” Waar het om gaat is de juiste ‘mood’, zei hij, geef je muzen een kans. Dus werd in de Tilburgse studio een knusse kring gemaakt, de spotlights gedempt. “Vertel eerst wie jullie zijn en wat jullie hier doen.” “Mijn moeder vond dat ik moest gaan”, giechelt Janneke, “om ‘hallo’ te zeggen. Dus, ‘hello’.” Maar natuurlijk, ze is er - net als de anderen - ook om iets te leren. Eerste oefening is gebaseerd op een gedicht, geschreven door een negenjarig, terminaal kankerpatiëntje. De opdracht: schrijf er muziek bij, of liever: een hit. Vannelli: ”Het moet het ‘We are the World’ worden voor alle kankerpatiëntjes. En denk erom; de platenmaatschappij wil het nu uitbrengen.” Iemand ..probeert…presenteert een rap. Beetje te delicaat onderwerp voor rap, vindt Vannelli. Workshopdeelnemer Ivo improviseert… een niet onverdienstelijke arrenbieversie. “Te boy band-achtig”, vindt de meester. “Het mag best donkerder, er gaat hier een kind dood hè.” Dan waagt Vannelli zelf een ‘’ gevoelige’ poging achter het keyboard. “Mag ik heel eerlijk zijn?”, reageert een studente. “Ik vind het nogal over de top.” “Ja, Céline Dion-achtig”, zegt de rapper, “niet écht.” Vannelli slaat een bruggetje naar het belang van de gemoedstoestand. “Kijk, dit nummer vergt een breekbare opstelling. Zorg dat je in die stemming komt. Klink alsof je je echt slecht voelt.

“Een pop kan zich veel permitteren”

Na een strip, tv-programma en roadshow komt het Tilburgse stripheldinnetje Eefje Wentelteefje met een eigen theaterprogramma voor jong en oud. Een gesprek met de makers Frans van der Meer en Jeroen de Leijer.


door Dieter van den Bergh

7 november 2006 -Hij wordt geregeld nageroepen: ‘hé Ferry van de Zaande!’, en onlangs kreeg hij nog een boze brief; Ferry was op het podium niet ad rem genoeg geweest. Frans van der Meer kan er wel om lachen. “Ferry is voor sommigen een echte persoon geworden, voor mij is hij gewoon een pop.” Van der Zaande, de oer-Tilburgse klusser, is één van Van der Meers poppencreaties die figureert in de wondere wereld van Eefje Wentelteefje. De absurdistische avonturen van het naïeve Tilburgse stripheldinnetje zijn op zondagochtend te volgen bij VPRO’s Villa Achterwerk en verschijnen in stripvorm in onder meer Brabants Dagblad en Algemeen Dagblad. Vanaf zondag is ze vier maal te zien in theater De Nwe Vorst met haar eigen multimediale poppentheatershow, gecreëerd door Van der Meer en Eefjes geestelijk vader Jeroen de Leijer. Zo’n vijftien jaar heeft het Tilburgse duo al ervaring als poppenspeler. Hoewel De Leijer vooral bekend is als cartoonist en Van der Meer als ‘volkszanger’ (Frits H. Ganzewinkel) staan de twee het liefst ‘ouderwets te poppenkasten’ op een podium. Bijvoorbeeld als ‘Puppeteers from hell’ of als ‘poppentheater de Boeroeboedoer’ met de Eefje Wentelteefje Roadshow; ‘hardcore’ poppenkast op gabbermuziek. In de nieuwe theatershow wordt wat gas terug genomen. De Leijer: “We staan meestal in een foyer of popzaal, dan maak je vanzelf meer herrie. Nu we in een theaterzaal staan komen we uit de kast als poppenspeler. Letterlijk. We staan als mensen in de zaal, waardoor er meer contact is met het publiek.”
‘Overkoepeld orgaan’ van de theatershow is Eefje als pop en animatiefiguur, maar de ‘hosts’ van de middag zijn Tjeerd en Lidewij van ‘Poppentejater de eeuwig bloeiende en heerlijk geurende waterlelie’. De twee zijn volgens De Leijer gemodelleerd naar de cliché-poppenspeler. De man met baard, dikke bril, pijp en draailier, de vrouw met grote bos krullen en een soepjurk. Tjeerd en Lidewij presenteren een stukje poppenspeleducatie en spelen onder meer Muisje Pierieliepiepielo, mimespeler Janus, etterbak Ragnar Plasbips, kale Ome Hugo zonder armen en danseres Penny de Wafel. Vreemde snuiters zijn het, met rare streken, maar geschikt voor kinderen vanaf zes jaar, volgens de makers. Van der Meer: “Kinderen vinden het volstrekt normaal, die personages. Een pop kan zich heel wat permitteren. Het is maar een pop. Okay, sommige grappen snappen kinderen niet, maar daar maken we ons niet druk over, want anderen grappen snappen de ouders weer niet.”
Voor de nieuwe theatershow in De Nwe Vorst is bewust gekozen voor de zondag. Van der Meer: “Theoretisch gezien kun je dan een hele dag Eefje beleven. ‘s Morgens kijk je naar de tv-serie, ’s middags zie je Eefje en haar vriendjes live in het theater en ’s avonds check je de website en beluister je de in het theater aangeschafte cd.”

interview Rick van de Ploeg


















Gepubliceerd: 7 december 2006

'Merendeel van de studenten hoort hier niet'

door Dieter van den Bergh

7 december 2006 - Universiteiten dreigen 'sociale werkplaatsen voor minder begaafden' te worden, stelt Rick van der Ploeg. De oud-staatssecretaris OCW debatteert donderdag 7 december over zijn 'omstreden' opvattingen over een topuniversiteit. "Kritiek? Ben ik niet bekend mee. Iedereen die ik spreek, haal ik over."

Een nuancering vooraf: in Duitsland, Italië en Frankrijk zijn de problemen nóg veel erger. Maar ook in Nederland heerst een crisis in het hoger onderwijs, beweert hoogleraar economie in Florence en PvdA-denker Rick van der Ploeg. Het wetenschappelijk klimaat op veel faculteiten is erbarmelijk. Bureaucratie, overvolle collegezalen, een zesjescultuur en gebrek aan wetenschappelijke nieuwsgierigheid zijn volgens Van der Ploeg schering en inslag. De grauwe middelmaat zet de toon, een titel is steeds minder waard. Het enige waar Nederlandse universiteiten - 'mammoetfabrieken '- echt goed in zijn, is het bereiden van eenheidsworst, zo laat hij Univers weten vanuit Florence.

Universiteiten zitten vastgeketend aan het ministerie, er wordt amper geselecteerd, terwijl keiharde selectie nodig is. Alleen de meest gemotiveerde studenten zouden mogen blijven, een 'zegen' voor zowel student als docent. In Nederland zijn de meeste universiteiten volgens Van der Ploeg nog niet in staat mensen te selecteren. "Er moeten zoveel mogelijk studenten doorheen gepompt worden."

Ook het huidige financieringsstelsel deugt niet. Dat de universiteit wordt beloond per afgestudeerde is verkeerd, zegt Van der Ploeg, het leidt tot lage exameneisen en een zes-min-cultuur. Universiteiten dreigen volgens Van der Ploeg 'sociale werkplaatsen voor minder begaafden' te worden. "Het merendeel van wat nu op de universiteit zit, hoort er niet te zitten. Studenten blijven te lang zitten, vervallen massaal in hertentamens. Ik heb echt niet het idee dat iedereen nu zo keihard zit te werken."

Het grootste probleem is geld. "We krijgen in Nederland twee à drie keer zo weinig geld per student als in Amerika of Engeland." Daarom moet sponsoring geen taboe zijn, net zo min als hogere collegegelden. "Nederlandse studenten betalen bijna niets." Met hogere collegegelden kun je meer kwaliteit bieden en meer investeren in intensiever onderwijs. Er moeten kleinere klassen komen, meer geld om topwetenschappers uit de hele wereld aan te trekken. "Maar daarnaast kun je ook juist goedkope studies in de markt zetten met lagere collegegelden. Zo lang je maar concurreert", stelt de econoom.

Het bachelor- en mastersysteem is een stap in de goede richting. "Het systeem is weliswaar veel te laat ingevoerd, maar het biedt vele mogelijkheden." Zo stappen ontevreden studenten na de bachelor sneller over naar een master met een betere reputatie en concurreren instellingen in heel Europa met elkaar om de beste bachelors binnen te halen. "Het zou mooi zijn als de helft van de universiteiten uit buitenlanders zou bestaan", vindt Van der Ploeg. "In Engeland worden faculteiten bevolkt door buitenlandse studenten, hoogleraren en promovendi. Op Oxford en Cambridge zijn de Engelsen zelfs in de minderheid."

Toch zijn de UvA en de UvT, de universiteiten waar Van der Ploeg van 1985 tot 1991 hoogleraar was, 'een eind op de goede weg'. "Je moet investeren in de vakken waar je goed in bent. Mede dankzij Lans Bovenberg en CentER, gericht op het Anglo-Saksisch systeem, is Tilburg serieus aan het concurreren op economiegebied."

Omdat studeren onder zijn hervormingen flink duurder zou uitpakken, pleit de econoom voor een inkomensafhankelijke studentlening. Het 'Australische leenstelsel'. "Je mag lenen tegen goede rente en later terugbetalen, maar alleen als je dat kunt. Een sociaal leenstelsel."

De aanbevelingen van Rick van der Ploeg zijn omstreden in sommige kringen. Ze zouden te veel gebaseerd zouden zijn op economische principes en niet passen bij het academische karakter van een universiteit. De econoom zelf zegt niet bekend te zijn met deze kritiek. "Iedereen die ik spreek haal ik over." Als illustratie van zijn 'gelijk' vertelt hij een 'geestige' anekdote over een student. "Jij bent zo goed, zeiden ze tegen die student, jij mag in Engeland of Amerika gaan studeren. Maar dan moet je wel vijftig- of zestigduizend dollar betalen. Dat geld schudde hij zo uit z'n zak. Natuurlijk, studie is de beste investering die je kunt doen in je leven, je hebt er later alleen maar profijt van. Het is dus redelijk dat je er zelf aan bijdraagt."

zondag 11 november 2007

Jezus gestript van alle heiligheid

Hoe zou Jezus overleven als hij nu op aarde werd ‘gedropt’? Striptekenaar Jeroen de Leijer en stadsdichter Nick J. Swarth lieten hun fantasie de vrije loop in een even intrigerende als spraakmakende ‘kruisweg’. Waarschijnlijk nog dit jaar krijgt het werk een plek in Theater de NWE Vorst.


door Dieter van den Bergh

‘Ik ben er niet voor om kunst uit te leggen’, luidt het credo van dichter Nick J. Swarth. Maar voor ‘Statie 6’ wil hij wel een uitzondering maken. We zien een tekening van een non met een dildo-achtig voorwerp in haar hand. ‘Een plastisch bewijs betreffende het formaat werd geleverd door een gipsgietende groupie, een pips, mollig meisje dat bekend stond als Cynthia Plaster Caster’, aldus de begeleidende tekst. “Cynthia Plaster Caster bestaat echt”, zegt Swarth. “Een groupie die gipsafdrukken maakte van penissen van popsterren.” Van wie de ‘penis’ in de hand van de non is, laat zich raden.
Statie 6 is een van de veertien staties uit het boekje ‘Horror Vacuï!, een docudrama in veertien staties’, dat Jeroen de Leijer (o.a. Eefje Wentelteefje, Radio Bergeijk, oud-Univers)) en (stads)dichter Nick J. Swarth in 1999 publiceerde. Het kruiswegproject krijgt nu een vervolg dankzij KORT (Kunst in de Openbare Ruimte Tilburg). Bedoeling is dat de staties nog dit jaar een plek krijgen, verdeeld over het verbouwde Theater De NWE Vorst. De gemeente Tilburg heeft hiervoor 50.000 euro gereserveerd. Maar na een artikel in Brabants Dagblad, waarin de plannen uit de doeken werden gedaan, ontstond de nodige commotie. Er volgden ingezonden brieven, sommige grimmig van toon. Men vond het project ‘walgelijk’ en ‘respectloos’. De kloosterordes van Brabant tekenden bezwaar aan bij de gemeente tegen de financiering. Gevolg: twee wethouders van het CDA trokken hun handen van het project af. ‘Tendentieus’, noemt Swarth het artikel, ‘niet de inhoud aangaande, maar aangestuurd door rellerigheid’. “Mensen reageren op één prent die in de krant staat en staan meteen op hun achterste benen, zonder te weten waar het echt over gaat. Ik snap de gevoeligheid, maar als mensen niet de moeite doen om het te begrijpen, laat de kritiek me koud. Ik heb geen kapucijn of frater aan de deur gehad om die andere dertien prenten te zien.”
Insteek van De Leijer en Swarth was om Jezus als ‘gewoon mannetje’ te plaatsen in het heden, ontdaan van alle heiligheid. Niet ‘Jezus de Heilige’, zoals in de oorspronkelijke, op het christelijke lijdensverhaal geïnspireerde staties, maar ‘Jezus het Fenomeen’, een grootheid in dezelfde categorie als ‘Elvis Presley of Pim Fortuyn’. Jezus probeert anno nu zijn geloof opnieuw op poten te zetten, maar dit pakt behoorlijk cynisch uit. “Jezus wordt geconfronteerd met onverschilligheid in een mediageile en commerciële samenleving.” De staties refereren volgens Swarth aan het fenomeen ‘beroemd zijn’, aan idols, would-be’s en wannabees: kortom, de hedendaagse hedonistische popcultuur, waarin de media en commercie ongetwijfeld met Jezus aan de haal gegaan zouden zijn. In de staties zien we Jezus lopen bij de Burger King, leurt hij - in een gesponsord shirt - zijn kruis naar de metro of komt - op een tekst die refereert aan een lid van boyband Hanson - voorbij zijn ‘eigen’ Hotel Golgotha, want ‘iedere voetballer heeft tegenwoordig een onderbroekenlijn’. “Ik zou het met de beste wil van de wereld niet respectloos kunnen noemen. Onze Jezus roept eerder mededogen op. Hij probeert er iets van te maken, maar zijn missie faalt volledig.”
Maar om toch ‘geen buil te vallen’ aan de materie werd een ondersteunde adviescommissie gevormd, die kan waarschuwen voor ‘potentiële valkuilen’. De commissie bestaat uit onder meer auteur/journalist Stine Jensen, Jos Wilbrink (directeur NBKS), en UvT-jurist Gert-Jan Leenknegt en UvT-liturgist Louis van Tongeren. “De ophef verbaast me niets”, zegt Van Tongeren, “maar ik vind het niet helemaal terecht. Ik denk dat mensen een denkomslag moeten maken. Hoe benader je het kunstwerk? De traditionele kruisweg heeft een devotionele betekenis, maar in dit werk is die betekenis er juist helemaal niet. Het werk stemt tot nadenken, dat is alleen maar goed.”
Toch vindt Van Tongeren dat De Leijer en Swarth wél eventjes op de grens van het betamelijke balanceren, namelijk in Statie 1. We zien Jezus naast Charles Manson (Barabas?), met een hakenkruis op z’n hoofd. “Ik heb de jongens geadviseerd dit aan te passen, hier krijg je te maken met een andersoortige gevoeligheid.” Swarth en De Leijer zeggen bereid te zijn het hakenkruis te verwijderen, ook al had Manson die daadwerkelijk op zijn hoofd gekrast. Wordt ondanks deze concessie ongetwijfeld vervolgd.

I like sex with ladies very nice!

Jagshemash! I like you! Will you be my friend? I like sex with ladies very nice! Aangenaam, Borat Sagdiyev, ‘journalist voor Kazachstan’. Borat werd door het Ministerie van Informatie naar de ‘U S en A’ uitgezonden om een film te maken over de culturele gewoontes van de mensen in het westen. Het resultaat: Borat: Cultural Learnings of America for Make Benefit Glorious Nation of Kazakhstan, vanaf 5 november te zien in de bioscoop. Borat, beroemd én vooral berucht. Wie op tv de shows volgde van Ali G., nog zo’n berucht typetje uit de koker van de Britse komiek Sacha Baron Cohen, kent de hilarische reportages van Borat al enige jaren. De onnozele Oostblokker, met hangsnor en Russisch accent, en de ‘witte neger’ Ali G. hebben weinig gemeen, maar de vragen die ze in hun nepinterviews afvuren op hun argeloze slachtoffers zijn even schaamteloos. In zijn film, geregisseerd door Larry Charles (o.a. Seinfeld en Curb Your Enthusiasm), komt Borat, die rondreist met een kip in zijn koffer, regelmatig in aanvaring met die vreemde Amerikaanse gewoontes. Hoewel de Kazach gestuurd werd om een reportage over cultuur te maken, raakt hij vooral geïnteresseerd in vrouwelijk schoon. Baywatch-beelden van een in slow-motion voorbij rennende Pamela Anderson brengt zijn missie helemaal in gevaar. Bezeten door haar blonde lokken is hij vastbesloten haar ten huwelijk te vragen.

De film kreeg vooraf al veel publiciteit omdat de Kazachstaanse regering protesteerde tegen de productie. Borat zou Kazachstan afschilderen als achterlijk land. Zo zouden ze in het voormalige Sovjetland volgens Borat vrouwen opsluiten in kooien, geiten gooien als nationale sport en gegiste paardenurine drinken. De Kazachstaanse autoriteiten hebben zelfs pagina’s aan advertentieruimte in de New York Times gekocht om deze vermeende misvattingen over haar land recht te zetten. Toch werd Borat verdedigd door de dochter van de president: er moet niet zo angstig worden gedaan over humor. Voor veel Kazachstaanse jongeren is Borat juist een held. Al ver voor de film was het Kazachstaanse typetje dat de joodse Sacha Baron Cohen speelt, controversieel. Bijvoorbeeld vanwege vermeend antisemitisme en seksistisch of ander vrouwonvriendelijk gedrag. Zijn zus, met wie hij incest bedrijft, is volgens Borat een beroemde hoer in Kazachstan en zijn moeder was liever ‘verkracht’ door een andere man. En zijn eerste vrouw was zo behaard dat ze werd neergeschoten door een jager die haar voor een beer aanzag. Zelf doet Borat het niet alleen met zoveel mogelijk vrouwen, ook van mannen en dieren is hij niet vies. Tijdens zijn recente promotiebezoek aan Nederland bezocht hij de Amsterdamse hardcore homodiscotheek Cockring, waar hij een vrouw met haar op het gezicht aan de haak sloeg. ‘Mijn anus hangt los als de mond van een moeie hond’, grijnste hij de dag ernaar gelukzalig tijdens een persconferentie in seksclub Casa Rosso. Holland beviel Borat dus goed, maar ook verbaasde hij zich. ‘Vrouwen mogen hier stemmen en paarden niet, onvoorstelbaar.’ Verder verschillen Nederland en Kazachstan nog nauwelijks van elkaar, vertelde hij. ‘Sinds kort mogen vrouwen in Kazachstan ook in de bus meerijden en hoeven ze er niet langer buiten te hangen. En homo’s zijn niet langer verplicht een blauw hoofddeksel te dragen.’ Aan het eind van zijn hilarische promotieoptreden nodigde hij de pers uit in zijn hotelkamer, om wodka te drinken en uit het raam op honden te schieten.

Borat: Cultural Learnings of America for Make Benefit Glorious Nation of Kazakhstan, draait vanaf 5 november in de grote bioscopen.

zaterdag 10 november 2007

Terrie Ex goes Ethiopiques











Een muzikaal wonder

Terrie Hessels alias Terrie Ex, gitaarbeul in punkband The Ex, is als platenbaas van Terp Records en promotor van Ethiopiques warm pleitbezorger van Abessijnse ‘old school’. Ook The Ex heeft het virus inmiddels te pakken, resulterend in baanbrekende ethio-grooves.


door Dieter van den Bergh

‘Kijk, daar staat ie.’ Hij wijst in zijn tuin op een overwoekerde oude legerambulance. Terrie Hessels (52) krijgt er stiekem een enorm nostalgisch gevoel bij. Elf jaar geleden trokken hij en partner Emma Fischer (36) met de grote rode jeep een jaar lang door Afrika. Het begin van de ‘Ethiopië-connectie’. Het was land in de Hoorn van Afrika dat tijdens de reis de meeste indruk maakte. ‘Je wordt er als blanke als gelijke behandeld’, zegt Fischer. ‘In veel andere Afrikaanse landen kijken ze tegen je op.’ Komt door de ‘koloniale knak’ die veel Afrikaanse landen hebben en Ethiopië niet, denkt Hessels. En door de mentaliteit. Ethiopiërs zijn anders, maar ook hun ‘waanzinnige’ muziek, aldus Hessels, beter bekend als Terrie Ex, sinds 1979 gitaarbeul van punklegende The Ex. ‘We kenden de bekende namen: Mahmoud Ahmed, Aster Aweke en de verzamel-cd Ethiopian groove: the golden seventies.’ Muziek uit Ethiopië herken je uit duizenden, zegt de gitarist. ‘Vier pentatonische toonladders, dat is alles, maar wel vier schitterende toonladders. Alles zit er in, swing, trance, punk. Het klinkt vreemd en dichtbij tegelijk.’ Er bleek ‘gigantisch veel meer’ mooie Abessijnse groovemuziek te zijn. ‘We zijn de eerste keer in Addis de platenzaken afgestruind, het was er vaak een complete chaos met muziek in aftandse staat. Er was geen aandacht voor cultuur in de tijd van communistisch dictator Mengistu [1974-1991]. We kochten zoveel mogelijk singletjes, elpees en cassettes met het idee: dit moet gered worden, want het scheelt niks of dit is verdwenen.’
Hessels en creatieve rechterhand Fischer gaan in 2000 nog een stap verder en richten Terp Records op, gerund vanuit hun woning, de monumentale Villa Zuid in het Noord-Hollandse Wormer, oud-kraakpand en voormalig hoofdkwartier van The Ex. Naast (eigen) improvisatie, muziek uit Mali en Congo (Konono No 1) richt Terp zich op in vergetelheid geraakte Ethiopische vedettes. Net als Ethiopiques, de trendsettende cd-serie waar Hessels de Nederlandse promotie voor gaat doen.
Terp zelf herontdekt de 70-jarige diva Tsyehatu Beraki, al jaren woonachtig in Rotterdam, zo blijkt. Zelfs Francis ‘Ethiopiques’ Falceto, die de voormalige Eritrese ster een hoofdrol geeft op Ethiopiques 5, was al jaren op zoek naar haar. Gedurende vier jaar maakt Hessels opnames met Beraki, resulterend in een fraaie dubbel-cd. Andere Terp-(her)ontdekkingen: de blinde, vorig jaar overleden zanger Mohammed ‘Jimmy’ Mohammed, harpspeler Zerfu Demissie en saxofonist Getatchew Mekuria, aan wie Ethiopiques 14 werd gewijd. The Ex neemt de artiesten op sleeptouw en reist ook zelf verschillende keren naar het Afrikaanse land voor tamelijk bizarre, maar zeer succesvolle tournees. Met veteraan Mekuria neemt The Ex in 2006 de indrukwekkende cd Moa Anbessa op. De plaat, in Ethiopië uitgebracht in een oplage van tienduizend cassettes, wordt 20 september gepresenteerd in Paradiso.
Mekuria bood, nadat hij een concert van The Ex had gezien, zelf aan om samen een plaat te maken. Hessels: ‘Onze energie en speelsheid deed hem denken aan de energie van de golden seventies in Ethiopië.’
The Ex ontmoette de saxofonist op een hotelkamer in Addis Abeba, in bijzijn van grootheid Mahmoud Ahmed. ‘Het was een gok, hij was 72 en had jaren niet meer gespeeld. Maar hij speelde op zijn kamer tien magistrale intro’s van een minuut, we hebben dat opgenomen en zijn er mee aan het arrangeren geslagen.’ De ‘anarchistische herrie’ van The Ex en de pentatonische souljazz van Mekuria bleken naadloos aan te sluiten, zonder dat beide ook maar iets van hun identiteit hoefden op te geven. Hessels: ‘We hebben dit nooit zo bedacht, zijn helemaal geen fans van wereldmuziekfusies. Het is spontane chemie en het werkt perfect. Een muzikaal wonder.’

(Ethiopische) discografie Terp Records (distributie Walboomers)

Tsehaytu Beraki - Selam (2cd)
Mohammed Jimmy Mohammed - Takkabel!
Mohammed Jimmy Mohammed - Hulgizey - in concert
The Ex & Getatchew Mekuria - Moa Anbessa
Zerfu Demissie

DVD:
11 (ethio-punk) songs The Ex & Getatchew Mekuria
(op Ethiosonics/Buda)

www.terprecords.nl

Rumba in Brussel















Matonge is het hart van de Congolese scene in België, kloppend op het ritme van rumba en soukous. Op zoek naar de erfenis van godfather Franco in ‘Klein Congo’ in Brussel, ooit zijn Europese uitvalsbasis.


door Dieter van den Bergh

Uit het open raam van een voorbijschuivende auto klinkt hardcore soukous van Koffi Olomide. Op het achterraam staat in zwarte plakletters ‘Kinshasa’. De bestuurder - zonnebril, sigaret nonchalant in de mondhoek - zorgt op de drukke chaussée de Wavre, de flaneerboulevard van Matonge, voor enige hilariteit. Want iets klopt er niet: de man is roomblank. Maar, re-spect voor deze Belgische bwana.
De zwoele rumba en haar swingbroertje soukous, de ultieme Afrikaanse dansmuziek, vormen de trotse soundtrack van Matonge, de Afrikaanse wijk van Brussel. In de barretjes, de restaurants, de winkels zijn de hypnotiserende pingelgitaartjes en pompende beats nooit ver weg.
Godfather van de Congolese rumba en soukous is François Luambo Makiadi (1938-1989), alias Franco. De Congolese zanger/gitarist en bandleider maakte 150 platen en vierde met zijn orkest (TP)OK Jazz triomfen in heel zwart Afrika, mede door zijn scherpe teksten. Franco verbleef veel in Brussel, hoofdstad van de voormalige kolonisator. Hier stierf hij in 1989 in een ziekenhuis aan aids.
De man - ‘plus grand que la légende’ - wordt nog steeds aanbeden. ‘Of ik Franco ken?’. De 40-jarige Brusselaar, afkomstig uit Tsjaad, kijkt ongelovig. ‘Ken jij de Beatles?’ Franco is Jimi Hendrix en Mohammed Ali in één, zegt hij in Musicanova, dé platenzaak van Matonge. In de zaak staan tientallen Franco-cd’s en dvd’s in de bakken, naast werk van andere Congolese iconen als Tabu Ley Rochereau, Kanda Bongo Man en Zaiko Langa Langa. Meest hot, volgens de Pakistaanse eigenaar, is nieuw plaatwerk van Koffi Olomide, Papa Wemba en Tshala Mwana.
Maar ook Franco loopt nog steeds als een trein. De man die in Brussel stierf als multimiljonair, maar ook een aanzienlijke muzikale erfenis naliet. Van zijn orkest, soms 40-koppig, had hij een deel in Brussel gestationeerd. Muzikanten die soms in België bleven hangen, zoals Dieudos Makwanzi (1949 Matadi) en Dizzy Mandjeku (1946 Kinshasa). Van beide gitaristen valt de cv redelijk te verifiëren in de jungle van (bij)namen en (opgesplitste) bands. Dit geldt niet voor iedereen die claimt met ‘le grand maître’ te hebben gespeeld.

Rumba Nostalgique
Makwanzi speelde in Les Noirs, Les Grands Maquisards en OK Jazz. ‘Ik schreef de eerste hommage aan Franco’, vertelt de rumbaveteraan op het terras van Beverly Hills (Chez Tantine Philo). Makwanzi, die in 1986 naar Brussel verkaste ‘voor de goede studio’s’, is fulltime muzikant, speelt in Les Prophètes en treedt op met zijn ‘jukebox’ vol rumba nostalgique uit de Congolese belle époque: de jaren ‘50 en ’60. Maar het is sappelen, zegt hij, nippend aan een Duvel. Cd’s maken is niet meer rendabel wegens de massale piraterij, en er zijn nauwelijks podia. Cafés hebben geen geld, en buiten de Afro-scene is er - afgezien van de wereldmuziekfestivals - weinig animo.
Twee zaterdagen per maand staat de Congolees - of beter gezegd Belg; de meeste muzikanten zijn inmiddels Belg - in Matonge op de planken chez Tantine Philo. Memorabele feestjes zijn het soms, tot acht uur in de morgen. De politie knijpt vaak een oogje dicht in Matonge. ‘We zijn Afrikanen hè, snappen ze wel.’
Maar voor het geld zou Makwanzi liever op de wereldmuziekpodia staan. Daarom begon hij - naar eigen zeggen - met Odemba, een hommage aan Franco’s rumba, de odemba. Maar een collega ging ermee vandoor: Dizzy Mandjeku (of Madjeku) en zijn Odemba OK Jazz All Stars. Dieudos heeft Dizzy vriendelijk, doch dringend verzocht de bandnaam te veranderen.


Superband
‘Dieudos moet niet zeuren’, zegt Mandjeku een dag later, ‘Odemba is míjn ding, voortgekomen uit Les Champions du Zaire.’ Met zijn Brusselse superband doet Mandjeku goede zaken. Vandaag, nationale feestdag, staat Odemba op een buurtfeest in de Brusselse Modelwijk. De negenkoppige groep, met gitarist ‘Petit Poisson’, legendarisch zanger Malage de Lugendo en OK Jazz-zangeressen Nana en Baniel, imponeert met authentieke Franco-rumba. Trots showt Dizzy, aangekondigd als ‘grondlegger van de rumba’ - een gouden beeldje aan het gemêleerde publiek, een award die hij recent won op een Brits muziekfestival wegens ‘excellence performance’.
Mandjeku - krijtstreeppak, stropdas, hoed - schreef rumbageschiedenis met African All Stars (met Sam Mangwana), Afrisa (Tabu Ley), OK Jazz en Bana OK en speelde als gastmuzikant bij Zap Mama en Waldemar Bastos. Hij is dé man in Brussel. Of zoals Dizzy het zelf zegt. ‘Papa Wemba is le patron in Parijs, ik in Brussel.’ De bandleider verexcuseert zich: bijna de helft van zijn band ontbreekt vandaag.


Nieuw bloed
‘Je weet nooit met welke muzikanten ze komen, een rumbaorkest is geen popband’, verduidelijkt Robert Falk. De Brusselse multi-instrumentalist speelt al jaren met Congolese muzikanten, waaronder de groepen Embowassa en Pas Mal +. Het is hoog tijd voor nieuw bloed in de Brusselse scene, vindt Falk. ‘Het probleem van de soukous is dat er weinig vernieuwing is. De Congolezen hebben hun ritme gevonden en vinden dat wel best zo. Maar hierdoor missen ze aansluiting met de jeugd. Die rapt veel liever in Lingala.’
Of speelt soms ndombolo, een mix van soukous, pop en rap. Ook in de crossover van Pas Mal +, rond zanger Yannick Koy (‘le Roi Lion’), zit ndombolo. Maar vanavond beperkt Koy zich in 333, een morsig café aan de voet van Matonge - zijn vaste vrijdagavondschnabbel - tot old skool soukous. Te gast is vijftiger Petit Poisson, invaller bij Odemba en vaste kracht in Zaiko Langa Langa. Voor de real thing is Koy aangewezen op oude rotten. ‘Geen jonkie die kan wat Petit Poisson kan.’ Met zijn bezwerende gitaarspel laat de ‘kleine vis’ - stok, grijs baardje en de vriendelijkheid zelve - een curieus ratjetoe van drankzuchtige blanken en Congolezen tot diep in de nacht delirisch schudden op de geïmproviseerde dansvloer. Franco’s aloude motto ‘on entre OK, on sorte KO’ in optima forma. De groep Congolezen wordt naar mate de nacht vordert, groter. Iedereen wil zo dicht mogelijk bij de band zijn.
Een contrast met de schnabbel van Dizzy Mandjeku, de dag erna, nationale feestdag. In een wit café in hartje Brussel speelt hij zouteloze jazzstandards. Zo’n held als hij die middag was in de Modelwijk, zo anoniem is hij nu. De Vlamingen gunnen de onbekende ‘grondlegger van de rumba’ nauwelijks een blik waardig. De gouden engel laat de excellente Dizzy wijselijk in zijn jaszak zitten. ‘Spijtig dat de Belgen de rumba-artiesten niet op waarde schatten’, verzucht hij na afloop. ‘Als wij Congolezen ergens trots op kunnen zijn, is het de rumba. Congo heeft gefaald in alles, behalve in de muziek.’



Matonge, Brussel

Matonge, ‘Klein Congo’, is vernoemd naar de gelijknamige volkswijk in Kinshasa. Ingeklemd tussen de chaussée de Wavre (Waversesteenweg) en de chaussée d’Ixelles (Elsenesteenweg). Ontstaan na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 rond het Maison Africaine, waar Afrikaanse, vooral Zaïrese studenten zich vestigden. Het pand (reu d’Alsace Lorraine) is nog steeds een Afrikaans studentenhuis. Een stap in de geel-witte gang vol pygmeebeelden en maskers werpt je terug in koloniale tijden. Hoewel Matonge steeds ‘pan-Afrikaanser’ wordt spreekt gitarist Dizzy Mandjeku van een ‘kolonie van Congo’. ‘Alles is geïmporteerd: eten, kleding, kunst, muziek.’


Hoewel veel Congolezen elders in Brussel wonen (naar schatting 20.000 in totaal), is Matonge het hart van de gemeenschap met de bedrijvige galerijen van Porte de Namur en Ixelles - vol kapperszaken en winkels - als middelpunt. In Matonge koopt de Congolees zijn krant, kleren en fruit, drinkt hij zijn Simba-bier en palmwijn en koopt zijn ticket naar Kinshasa (650 euro, inclusief 60 kilo bagage). De wijk kent barretjes en restaurants met namen als Chez Doudou en Cap A Fric met gegrilde antilope en geit, krokodil, tilapia en kip moambe op het menu. Het gerecht ‘aap’ berust op geruchten.
Politiek lijkt in Matonge geen groot issue. De breuklijnen van het door burgeroorlog geteisterde Congo zijn niet erg zichtbaar. ‘Veel Congolezen zijn pragmatisch en steunen de macht in Kinshasa’, aldus muzikant Robert Falk, ‘of dit nu Mobutu of Kabila is.’
Falk vertoefde veel in de wijk en schreef op zijn solo-cd Muzungu een Matonge-tribute. Maar de tijden zijn wel veranderd, waarschuwt hij. ‘Waar er voorheen vooral studenten kwamen, komen steeds meer Congolezen om andere redenen. De laatste jaren is de buurt volgens Falk onveiliger geworden, onder meer door drugshandel. Maar nog steeds geldt: ‘nergens kun je beter tot diep in de morgen in het café zitten.’

Rumba/soukous
De roots liggen in de jaren vijftig in (Belgisch) Congo (voormalig Zaïre) en Congo-Brazzaville (Frans Congo) toen orkesten als African Jazz (met Taby Ley ‘Rochereau’ en Joseph Kabasele) en OK Jazz van Franco een nieuwe elektrische sound ontwikkelde. Vooral Franco ‘herafrikaniseerde’ de Afro-Cubaanse rumba met Congolese elementen. Eind jaren zestig ontstaat uit de rumba de snellere soukous, met Papa Wemba als centraal figuur. Soukous is afgeleid van het Franse ‘secouer’, ‘schudden’. De taal is doorgaans Lingala.

Rumba/soukous in Brussel
In de jaren ‘80 en ‘90 kwamen veel muzikanten naar Europa (vooral Brussel en Parijs), deels op de vlucht voor het corrupte regime van Mobutu. Artiesten in Brussel: Odemba OK Jazz All Stars, Zaiko Langa Langa (deels), Zico-Man (alias Dalaï Lama) & Afro-Soukous, Pas Mal +, Les Prophètes, Dieudos Makwanzi, Robert Falk, Papa Boni & Kundi Bora, J-F Ifonge & Chic La Puissancia, Afro Yambi Jazz.

donderdag 8 november 2007

Flip Kowlier was in Mezz














Maar liefst vier maanden stonden ze dit jaar op één met het lieve liedje Kvraagetaan, de band Fixkes. Zonder het pionierswerk van ene Filip Cauwelier, beter bekend als Flip Kowlier, had waarschijnlijk nog nooit iemand gehoord van dit groepje, dat zingt in dialect, het Stabroeks om precies te zijn.

door Dieter van den Bergh

Het was Kowlier, die de dialectpop, het West-Vlaamse Izegems in zijn geval, cool maakte.
Zelfs de oude West-Vlaamse bard Willem Vermandere schijnt weer te mogen. Gisteren presenteerde troubadour Kowlier (Izegem 1976), de nieuwe Vlaamse volksheld, in de Mezz in Breda zijn derde plaat sinds 2001, De Man van 31, aan het Nederlandse publiek. Zijn derde soloplaat wel te verstaan, die volledig los gezien moet worden van zijn werk als vuilbekkende rapper in hiphopgroep ’t Hof van Commerce, de Vlaamse Jeugd van Tegenwoordig. Iedereen wil dolgraag met de lieve-liedjes-zanger Kowlier samenwerken, dus dat er een superband, ‘de Flip Kowliers’, met onder meer Lazy Horse op dobro en mandoline en toetsenist Peter Lesage op het podium staat, is geen verrassing. “Ik zal m’n best doen me zo verstaanbaar mogelijk te maken”, zei de ontwapenende Kowlier vooraf. “Zijn jullie eigenlijk allemaal Nederlanders?” Een vrij massaal ‘nee’ volgt. “Jammer, ik had even gehoopt dat dit mijn Nederlandse doorbraak zou worden.” Breekbaar, romantisch en persoonlijk zijn de kernwoorden om Kowliers nieuwe plaat te duiden. Dat hij de verstilde titeltrack koos als opener was veelzeggend. ‘En 't jinnigste dak spit van i/waarom zie kik nuot hin mensen mi/was da nu wil dak wilde, nin/moa kanne nimme erbehin’, zingt hij. Wat volgt is een relaxte, naar Neil Young, Dylan, dan weer naar Doe Maar of Nirvana neigende muzikaal hoogstaande potpourri van country, folk, reggae en rock en geestige intermezzo’s. “Het volgende liedje is weer vrij triestig, allez, het kan niet allemaal hoempapa zijn.” Soft? Dan maar een ‘sissy’ in de hiphopwereld, moet de Vlaming denken; ‘ne welgemeende fuck you en kust min kluoten’, zoals hij zingt in Welgemeende, gebracht in een hilarische, foute jaren tachtigmix, met het stevige De Grotste Lul Van ’t Stad, uit de soundtrack van de controversiële film Ex-Drummer, de enige echte rocknummers uit de set. Wat rest is een melige finale waarin Kowlier dolt en ouwehoert met het publiek, zich aan No Woman, No Cry en België van Het Goede Doel vergrijpt en waarin zijn inmiddels klassieke meezinger Min Moaten twee keer voor het juiste sentiment zorgt. De Flip Kowliers komen 22 november op herhaling in Nederland, als een van de smaakmakers van het Crossing Border Festival in Den Haag. Gaat dat beleven.

woensdag 7 november 2007

interview Gummbah

interview Gummbah uit 2002 (OOR Magazine)

door Dieter van den Bergh

Hij is misschien wel de populairste cartoonist van Nederland, zeker de meest gevraagde; Gummbah, alias Gertjan van Leeuwen. ‘Ik heb een constante herrie van ideeën in m’n hoofd Vanochtend onder de douche kwam er nog een briljant zinnetje in me op; ‘een dood konijn is vaak gewoon eenzaam’. Prachtig toch?’ Portret van een verslaafde beroeps-ouwehoer, die in Hans Teeuwen onlangs een absurdistisch maatje vond.

‘Heb je misschien sigaretten? De mijne zijn vorig jaar gestolen. Ze zijn onlangs teruggevonden ergens in Polen, maar in zeer slechte staat, naar het schijnt.'
Welkom in de wondere wereld van Gertjan van Leeuwen alias Gummbah, absurdist en bedenker van krankzinnige strips rond kontneukende homo’s, pedofielen, smurfen (‘de NSB’ers onder de stripfiguren’) vette vrouwen met superbipsen en voorbind-penissen en kale mannen met ruitjesbroeken en schemerlampen. ‘Ooit heb ik me voorgenomen om alleen nog maar tekeningen te maken van kale mannen die schemerlampen aanknippen’, zei de Tilburgse cartoonist eens. Het liep anders; Gummbah is hard op weg een all round-humorist te worden. Zijn cartoons verschijnen met regelmaat in de Volkskrant, Nieuwe Revu, Humo en het periodiek De Bedenkelijke Kijkende Grondeekhoorn (zie kader), daarnaast maakt hij schilderijen en geeft lezingen ‘uit net niet verschenen boeken’, zoals onlangs op Crossing Border. In november stond Gummbah bovendien in het theater met zijn absurdistische geestverwanten Hans Teeuwen en Pieter Bouwman, die furore maakte als Mannetjes van de radio op Radio 5. Poelmo, slaaf van het zuiden (ondertitel: voor meisjes die van dieren houden) heet het stuk dat Teeuwen, Van Leeuwen en Bouwman negen keer ‘uitprobeerden’ in het Amsterdamse Betty Asfalt Complex. Volgens Gummbah, die in Poelmo gewoonweg zichzelf speelt, zijn er plannen om het stuk nog een paar keer op te voeren in grote zalen, om daarna aan een andere show te gaan werken. ‘We hebben steeds meer zin om in deze vorm door te gaan. Het werkt enorm inspirerend. Als we met z’n drieën samen zijn, komt de flauwekul vanzelf. We bevruchten elkaar, zeg maar. Dat werkt door in mijn tekeningen. Als ik na een avondje Poelmo thuis weer achter de tekentafel zit, voel ik me nog high.’



Natuurlijk was het onvermijdelijk dat Gertjan van Leeuwen en Hans Teeuwen elkaar nog ‘s in de armen zouden sluiten, maar dat dat uitgerekend zou gebeuren in een homo-sauna in Baarlo, dat had zelfs Van Leeuwen niet verwacht. ‘Het zal een jaar of zeven geleden zijn. Ik werkte in die sauna als schoonmaker en had op dat moment nog een snor. Plotseling zei één van de gasten ‘flikker op, vuile Turk!’. Ik helemaal kwaad natuurlijk. ‘Het is maar een grapje hoor’, zei die vent, die Hans Teeuwen bleek te zijn. Vanaf dat moment zijn we dikke vrienden. Nee, wat Hans daar te zoeken had, weet ik nog steeds niet.’



DE REDDING
Gertjan van Leeuwen werd drieëndertig jaar geleden geboren in Nieuwaal, een gereformeerd dorpje met 500 zielen bij Zaltbommel. Na de lagere school (een tien voor Harde Porno!), begon Van Leeuwen maar aan de Mavo; je moet toch iets. Als enige van de hele school zakte hij. Express. ‘Ik had werkelijk geen idee wat ik na de Mavo zou moeten. Om de beslissing uit te stellen leek zakken me het beste plan.’ Na een succesvol herexamen belandde hij uiteindelijk op de Havo, om daarna vervolgens weer te moeten kiezen. ‘Ik wist nog steeds niet wat ik wilde worden, het interesseerde me geen fuck. Ik was erg dom toen, ik had geen enkele ambitie.’ Omdat tekenen zijn enige passie was, lag de kunstacademie voor de hand, maar zo’n serieuze kunstopleiding, dat zag Van Leeuwen helemaal niet zitten. Na een paar jaar MTS – ook niks – ging Van Leeuwen werken. Eerst bij een tuinder, vervolgens bij een gordijnenfabriek waar hij zich in rap tempo van knechtje opwerkte tot chef magazijn. Een glorieuze carrière in de gordijnen-branche lag in het verschiet, maar moeder Van Leeuwen gooide roet in het eten. ‘Hé, onze Gert-Jan leest toch graag de krant’, had ze schrander opgemerkt, ‘dus waarom gaat hij eigenlijk niet naar de Academie voor Journalistiek?’ Omdat Gert-Jan alle adviezen van zijn moeder opvolgde, vertrok hij naar Tilburg. Het bleek zijn redding. ‘Op de academie kon ik de hele dag tekenen. Je gaat een beetje in de bank liggen slapen, zorgt dat je genoeg aanwezig bent, faked wat interviews bij elkaar en je krijgt een diploma. Het was een soort privé kunstacademie. Ik weet niet of ze mijn diploma nog in kunnen trekken…. Ach, ze mogen hem hebben.’

Als Van Leeuwen iets leerde van de academie, was het wel dat hij in ieder geval geen journalist wilde worden, maar professioneel striptekenaar. Dus ging hij met zijn tekeningen de hort op. Zonder veel succes, enkel wat ondergrondse cultblaadjes wilde wel publiceren. Pas toen hij in 1993 in eigen beheer het boekje God maakte, gingen er deuren open. Uitgeverij De Harmonie hapte meteen toe en bij Humo mocht hij proef komen draaien. Inmddels is Gummbah waarschijnlijk de meest gevraagde cartoonist van Nederland en maakte hij vijf succesvolle pockets, al wil hij de eerste twee (De verbaasde analfabeet en De verdwenen titel) zelf liever vergeten; te geforceerd getekend en teveel flauwe grappen. Een nieuwe pocket, is zo goed als af en verschijnt begin volgend jaar. Voor de titel twijfelt Gummbah nog tussen Een ondraaglijk, maar prettig lijden of Een kalfslederen onderbroek om U tegen te zeggen.

CARTOONS

Gehandicapten, homo’s, mongolen, aidspatienten, vette vrouwen, kale mannen; geen enkele ‘minderheid’ lijkt veilig voor de penseel van Gummbah. ‘Sommigen denken dat ik mensen te kakken wil zetten. Dat is niet zo. Ik heb niets tegen mensen. Ik ben geen cynicus ofzo, ik geloof in de goedheid van de mens. Ik ken veel goede, lieve mensen. Het is eerder sarcastisch.Van gehandicapten en homo’s krijg ik zelfs vaak leuke reacties. Onderschat hun intelligentie en gevoel voor humor niet hoor!’

Het komt volgens de cartoonist zelden voor dat iemand zich persoonlijk aangesproken voelt door zijn strips. Ja, één keertje dan, door een ‘noodlottig toeval’. Op de tekening over ene schrijver Henk Bok, die bij gebrek aan oeuvre de penis van ene Peter aan het signeren is voor ene Els (zie illustratie) kreeg hij twee reacties: Eentje van Peter van Straaten, wiens vrouw Els bleek te heten; hij wilde de tekening dolgraag hebben. De andere kwam uit Friesland, waar een schrijver woont die Henk Bok heet. ‘Die vent was echt woedend, want hij had wél een oeuvre. Hij heeft allerlei brieven geschreven en gedreigd met rechterlijke stappen.’

‘Oh ja, Cees Nooteboom is geloof ik ook een beetje boos op mij. Omdat ik hem Kees noem, met een ‘K’. En omdat ik een keer in een gesigneerd boek van hem een schaap in de vorm van een hakenkruis heb getekend. Heel onschuldig, maar hij was best wel kwaad.’

ENGAGEMENT

Zoek in de tekeningen van Gummbah vooral geen achterliggende betekenis, en zeker geen politieke boodschap. ‘Mijn werk is boodschaploos, puur pretentieloze onzin. Het enige wat ik hoop te bereiken is dat mensen moeten lachen. En dat ik er zelf om kan lachen.’ Betrokkenheid, vertelt Van Leeuwen, dat is meer iets voor zijn privé-leven. ‘Ik trek me het leed van de wereld echt wel aan. Ik ben zelfs lid van het Wereldnatuurfonds. Maar als ik iets over Kosovo of Israël zie, dan overheerst totale verbijstering: dat zijn dan volwassen mensen… Dan pas ik struisvogelpolitiek toe; ik zap door. Ik kan er niets mee. Trouwens, als ik me ermee zou gaan bemoeien, wordt het alleen maar erger.’

INSPIRATIE

Waar haalt hij toch de inspiratie voor al die krankzinnige cartoons vandaan? Gummbah heeft de vraag al ontelbare malen voorgelegd gekregen. ‘Weet ik veel’, is het antwoord. ‘Ik tekende al als een maniakaal lelijke mensen toen ik amper drie was. Terwijl ik toch hele mooie ouders en hele mooie broers en zussen heb.’ Nee, inspiratie vindt Van Leeuwen, naar eigen zeggen, zeker niet in z’n eigen omgeving. ‘Ik ben geen Peter van Straaten. Mijn tekeningen zijn niet gebaseerd op mijn dagelijks leven. Helaas niet.’

Wél van invloed op zijn werk, is absurdistische literatuur, zoals van de Rus Daniil Charms. ‘Hij is begin jaren veertig van de honger gestorven in een werkkamp in Leningrad. Prachtig toch?’ Charms is op zijn beurt weer beïnvloed door Gogol, één van Gummbahs andere literaire helden. ‘De mantel en Dode zielen zijn honderd jaar oud, maar ik blijf erom lachen. Je krijgt er wel een soort tik van.’

En natuurlijk was er ook de absurdistische tv-classic Monty Python, waar Van Leeuwen samen met de Dik Voor Mekaar Show van kindsaf aan fan van was. ‘Ik keek Monty Python vanaf mijn twaalfde. Mijn vriendje en ik waren de enige in ons dorp die dat geweldig vonden. De dag erna speelden we het altijd na. Helaas heeft de tand des tijds driftig zijn werk gedaan en is het nu lang zo komisch niet meer.Groucho Marx en Laurel & Hardy blijft wel altijd leuk, denk ik. Net als Arjan Ederveens Dertig Minuten en Jiskefet, vooral die sketch waarin Michiel Romeijn alleen in een restaurant zit. Hij eet en elke keer als er een trein voorbij komt, begint hij te juichen. Klopt aan alle kanten, gewoon niks fout aan.’

Maar Van Leeuwens allergrootste voorbeeld is Kamagurka. Helaas is Kama, alias Luc Zeebroek, niet zo’n fan van Van Leeuwen. Hij ziet de Hollander vooral als een Kamagurka-kloon.Van Leeuwen heeft geen zin hierop in te gaan. ‘Het zijn van die eeuwig terugkerende ruzies in de kunst. Zoals Freek de Jonge die alles wat na hem komt de grond in boort. Als je er tegenin gaat krijg je van die flutruzies. Heb ik geen zin in.’

WERKEN

‘Ik kan het tekenen nog steeds niet als werk zien, ik voel geen enkele druk. Het wordt pas vervelend als je in allerlei lastige pakketten gebracht wordt door een hypotheek, kinderen en een vrouw en er echt geld op tafel moet komen of als je geen grappen meer kunt verzinnen; dan ben je de lul. Maar van dit alles heb ik voorlopig nog geen last. Tekenen is een verslaving die ontspannend werkt. Ik lijd aan constante overproductie. Als ik niet teken, krijg ik last van ontwenningsverschijnselen.’

‘Jarenlang heb ik volgens een vaste regelmaat gewerkt. Opstaan om acht uur, koffie zetten en tekenen. Ik dacht dat ik dat nodig had. Bleek onzin. Freewheelen werkt beter. Je loopt wat rond hier en daar, zit wat in het café of in de trein en de grappen komen vanzelf. Het is een constante herrie in mijn hoofd van ideeën. Vanochtend onder de douche kwam er nog een briljante zin in me op; ‘een dood konijn is vaak gewoon eenzaam’. Prachtig hè? Ik heb de poëzie ontdekt, dat hoor je zeker wel. Ik heb net H.H. ter Balk gelezen, In de kalkbranderij van het absolute. De beste titel ooit, denk ik toch. Iets is voor mij pas geslaagd als er goeie humor in zit, dat heb ik met alles. Van serieuze dingen, hoe goed ze ook mogen zijn, snap ik niet waarom ze zo goed zijn. Hoewel, pas zag ik iets, waarbij ik geen enkele keer moest lachen en toch was het goed. Maar ik ben het vergeten wat het was.’

MUZIEK

Het woord gumba komt uit een interview met Iggy Pop. In eerste instantie dacht van Leeuwen dat het slang was voor ‘klootzak’, later bleek het ‘goede vriend’ te betekenen. De ‘h’ plakte van Leeuwen er zelf achter, de ‘m’ sloop erin na een schrijffout. Dat het Iggy Pop was, was volstrekt toevallig. ‘Het is gewoon een mooi woord, je hoort het nog weleens in maffia-films. Maar ik vind Iggy Pop wel een fascinerend figuur. Een showbizz-man met een hoop humor, net als Herman Brood. Nick Cave, Tom Waits en PJ Harvey vind ik trouwens ook erg goed. Ja, ik heb een hele goeie smaak, dat hoor je zeker wel. Volgens mij gaan de OOR-lezers mij in hun hart sluiten Als ik teken draai ik altijd muziek, meestal klassiek, dat lijdt niet af. Ik koop meer CD’s dan dat ik kan draaien. Vandaag heb ik Underworld en Moby gekocht, gisteren St. Germain. Ik zit een beetje in, hoe moet je dat noemen, een dance-fase ofzo.. De beste CD van dit jaar vind ik trouwens Moloko. Oh, nee, de allerbeste is van Krsti Rose, This is pulp country. Ge-wel-dig. Ze ziet er niet uit, maar ze is echt fan-tas-tisch! Bijna net zo goed als Dolly Parton. Dolly heb ik ontdekt dankzij een Best of-CD van F 9, 95. Ik denk dat het een soort tekenaarsziekte is. René Windig en Eddy de Jong zijn al jaren absolute, totale, gekke, krankzinnige fans van Dolly Parton, die al haar platen hebben en regelmatig naar Dollywood afreizen. Nee, dit is geen statement, ik vind dat ze echt oprecht prachtige muziek maakt.’

SUCCES
Het succes komt voor Van Leeuwen niet onverwachts. En onterecht is het al helemaal niet: ‘Ik kon me op een bepaald moment niet meer voorstellen dat er, naast mezelf, niet nog meer mensen om mijn werk konden lachen. Ik vond het niet vreemd dat er uiteindelijk erkenning kwam. Herman Brood zei ooit; ‘als je iets jarenlang met hart en ziel doet, dan is het logisch dat je uiteindelijk wereldberoemd en schatrijk wordt’. Zo denk ik er ook over. Daarom zou het niet onterecht als ik ooit nog ’s wereldberoemd wordt. Niemand heeft zolang op school gezeten als ik. Het is echt krankzinnig hoeveel uren ik in het tekenen heb gestopt. Raar eigenlijk; dat iemand zo verslingerd kan zijn aan inkt op papier slingeren. Nooit zo over nagedacht, eigenlijk, over het woord eigenlijk nog maar ‘s te gebruiken..’

--------------------------------------

De Bedenkelijk Kijkende Grondeekhoorn

Al jaren een begrip in Tilburg en omstreken (‘146 lezers kunnen geen ongelijk hebben’) en langzamerhand oogst het absurdistische cult-periodiek De Bedenkelijk Kijkende Grondeekhoorn ook lof in de rest van Nederland. Dit onregelmatig verschijnende ‘blad voor hete tieners’ is het mismaakte geesteskindje van de Tilburgers Gummbah, Ivo van Leeuwen, Jeroen de Leijer (Eefje Wentelteefje), S. Lloyd Trumpstein (Stephan de Weert) en dichter Nick J. Swarth. Het blad - deels een spreekbuis van de door de Eekhoorn opgerichte Bond Tegen Humor - staat vol krankzinnige cartoons en experimentele proza en poezië; vaak te ranzig of raar voor publicaties elders. Zo laat bijvoorbeeld De Leyer Eefje Wentelteefje dingen doen, die je nooit van dit ogenschijnlijk zo lieve meisje zou verwachten. Met tekenaar Trumpstein (Stephan de Weert) werkt Gummbah in de Eekhoorn momenteel aan ‘de ronkende novelle’ Vergis je niet, de dood kan behoorlijk ingrijpend zijn, wat uiteindelijk ‘een vuistdikke roman’ moet worden. Elf delen van D.B.K.G. zijn er inmiddels verschenen, als laatste verscheen onlangs ‘het verloren gewaande nummer 4’. Het fleurige tijdschrift wordt uitgegeven door Uitgeverij Nooitgelezen en is voor 10 gulden verkrijgbaar bij stripwinkels. Info: postbus 4105 5004 JC Tilburg.

Power to the poeple! (en andere straatteksten)

Je moet 'je matties nooit nakke' en 'kondneuken is gezond', zo leren we uit Sex drugs appeltaart & 400 andere teksten op Tilburgse muren van Jeroen Ketelaars. Een jaar lang verzamelde de Tilburgse rechtenstudent en medewerker van het Schoordijkinstituut graffititeksten.

Voor Jeroen Ketelaars is het een paradijsje, de H. Berkvensstraat op de Besterd. Op de muren van de paadjes tussen de rijtjeshuizen vond hij verschillende 'pareltjes'. Neem 'Kut is kut zei de boer. En naaide z'n varken. Groetjes Kevin!' en 'Dave ik ben nu thuis dus bel maar bij me aan xxx Mandy' of 'alle wijven zijn stink hoeren'.

Okay, in volksbuurten vind je er misschien wat meer, zegt Jeroen Ketelaars (Udenhout 1977), maar muurteksten komen overal in Tilburg voor, ook in de Reeshof of de Blaak. Ruim een jaar lang schuimde de deeltijd rechtenstudent, parttime medewerker van het Schoordijkinstituut en freelance publicist (in onder meer Brabants Dagblad) de straten van Tilburg af op zoek naar graffititeksten. Zijn verzameling is samengevat in Sex drugs appeltaart & 400 andere teksten op Tilburgse muren, uitgegeven bij de nieuwe Tilburgse uitgeverij Code X, een initiatief van vormgever Hans Lodewijkx en columnist/schrijver Ed Schilders.

Ketelaars werd geïnspireerd door de Amerikaanse taalkundige Allen Walker Read, die in de jaren twintig 'toiletteksten' verzamelde. "Graffiti is van alle tijden", zegt Ketelaars. Zo is in zijn boek te lezen dat in 79 na Christus in Pompeji al teksten werden gevonden, zoals Hic ego puellas multas futui, vrij vertaald 'hier neukte ik vele meisjes'.

"Mensen hebben de behoefte iets van zichzelf achter te laten, iets te markeren of hun mening te uiten", denkt Ketelaars. In Sex drugs appeltaart verdeelde hij de gevonden teksten in 37 thematische hoofdstukken: van racistische teksten ('Lonsdale is the kanker vetste!') tot antiracistische ('opzouten kut rasist'), van vredelievende ('Je matties nooit nakke! Onthou deze zin!') tot maatschappijkritische ('geen mens is illegaal') en Tilburgse ('Broekhoven 4 Life').

"Graffiti zit tussen gesproken en geschreven taal in", zegt de rechtenstudent. "Het is vluchtig, het staat er vaak maar even, maar het is ongelooflijk puur." De grofheid, de schrijffouten, de humor, dat maakt het leuk, vindt hij, maar ook de liefde waarmee iets opgeschreven is. Sommige muurteksten ontroeren. Neem deze, gerangschikt onder het kopje Stenen Liefdesbrieven: 'Adje khou van jou/en dat zal ik altij blijven doen/waar ik ook ben maar dit is het beste zo/ik kan het niet meer aan/voortaan iedere dag gezeik/sorry khou van je.'

Ketelaars: "Je weet dat de tekstschrijfster weet dat Adje daar vandaag of morgen langs komt en haar tekst zal lezen. Dat vind ik mooi." Ook erg mooi én actueel vindt Ketelaars de tekst 'Somie Home' [huis van een Somaliër], op een afvalcontainer, met daaronder 'Qjat te koop hier, 5 € per bosje'. Of 'power to the poeple' en 'Tjeuke is in kont geneukt', met 'Tjeuke' doorgestreept. "Ik zie het voor me dat Tjeuke zijn naam is komen doorstrepen. Of misschien wel zijn moeder; 'wa zeggen ze nou toch over ons Tjeuke?'.

Het boek van Ketelaars kreeg een juichende 'recensie' in de NRC-rubriek Woordhoek van taalhistoricus Ewoud Sanders. 'Ik zou wat blij zijn met een verzameling van de teksten die bijvoorbeeld in de zeventiende of achttiende eeuw de muren van Amsterdam ontsierden', schreef Sanders. Dit sluit precies aan bij zijn belangrijkste motief, zegt Ketelaars. "Ik heb een inkijkje willen geven in de jongeren- en straatcultuur van nu. Welke onderwerpen leven, welke woorden.

Ik denk dat het een waardevol tijdsdocument is. Mensen die over honderd jaar willen weten wat er in Tilburg op de muren stond, die moeten dit boek erbij kunnen pakken." Net na het uitkomen van Sex drugs appeltaart stond zijn verzameldrift even op een laag pitje - bang dat hij was om prachtige teksten tegen te komen - maar inmiddels heeft Ketelaars de draad weer opgepakt. "Het mooiste zou zijn als ik over pakweg vijf jaar deel twee kan maken. Je moet zoiets wel blijven bijhouden."

Ketelaars bladert door zijn opschrijfboekje. Onlangs heeft hij nog twee interessante teksten gevonden: 'een hele curieuze' in de Jan Aartestraat: 'Doing sexy while thinking about pop art' en eentje op het Wagnerplein: 'soas, drugs & Alzheimer'. "Een juweeltje", glundert hij. (Dieter van den Bergh)

interview Fedde Le Grand


‘Het is gewoon een grappig liedje, meer niet.’

Na Nederland danst nu Engeland massaal op de housekraker ‘Put your hands up 4 Detroit’, opgenomen in een studio achter een rijtjeshuis in Waalwijk. Een gesprek met de maker: dj Fedde le Grand uit Tilburg.

door Dieter van den Bergh

“Het loopt volledig uit de hand”, verzucht Robin Morssink met een lach, “iedereen wil een Fedde-remix.” Morssink is producer en rechterhand van dj Fedde Le Grand (1977). In zijn studio achter zijn ouderlijk huis in Waalwijk draait hij overuren. Reden: de monsterhit ‘Put your hands up 4 Detroit, waarmee Le Grand op één staat in de Britse hitlijsten. “Een gekkenhuis”, beaamt ook de succesvolle dj zelf. Omdat de geboren Utrechter in de Randstad niet aan de bak kwam en in Brabant wel vestigde hij zich ooit in Tilburg.

Nu schrijf je popgeschiedenis: de eerste Nederlandse dj met een Britse nummer één hit.
“Ja, DJ Jean kwam niet verder dan twee en Tijs [Tiësto] bleef op drie steken, geloof ik. Junkie XL bereikte wel nummer één, maar met een Elvis-remix.”

Je leven staat op z’n kop.
“Ja, best wel. De telefoon staat roodgloeiend, krijg tweehonderd mailtjes per dag. Nog net geen huwelijksaanzoeken, wel foto’s van halfnaakte vrouwen. En iedereen wil met je werken. Anderen vinden me plotseling een verwaande kwal.”

Hoe is het nummer ontstaan?
“Ik had eerder versies gemaakt die ik niet leuk vond. Toen kwam ik op dat baslijntje en op de tekst, een hommage aan housebakermat Detroit. Die abstracte funkbas is het geheim van het succes denk ik. Ik heb er niet bijzonder mijn best op gedaan, het is gewoon een opvallend, grappig liedje, meer niet.”

Toevalstreffer of dik verdiend?
“Misschien meer geluk dan wijsheid. Maar ik leef als dj al elf jaar op water en brood en doe keihard mijn best. Deed ook de kutboekingen, draaide ook op kuttijden. Dus heb het ook verdiend.”

En nu cashen?
“Kijk, er zijn een half miljoen exemplaren van m’n plaatje verkocht, daar blijft vast wel iets van over. Ook mijn gages gaan omhoog. Maar geld is geen drijfveer, wel handig om vrijheid mee te kopen, zodat ik minder vaak minder leuke dingen hoef te doen.”

Zoals optreden in dorpsdiscotheek De Pruim in Zevenhuizen, volgende week.
“Ik blijf kleinschalige optredens doen, maar alleen de leuke. Vanavond draai ik in BED in Rotterdam, een bruin cafeetje, waar ze goeie housefeesten geven. Maar ik kijk zeker ook uit naar de Ministery of Sound in Londen zaterdag.”

En nu? Niet bang om een eendagsvlieg te worden?
“Nee. Het zou makkelijk zijn hetzelfde trucje nog ‘s te doen, maar dat is geestdodend. Wij geloven in goede muziek, of die nu wordt opgepikt of niet. We maken een restyling van een oud nummer en waarschijnlijk komt ‘Detroit’ ook uit in Amerika. D12, de crew van Eminem heeft er een rapversie van gemaakt. Superkoel.”

Je weet je echte naam trouwens goed geheim te houden.
“Fedde le Grand ís mijn echte naam.”