zaterdag 10 november 2007

Rumba in Brussel















Matonge is het hart van de Congolese scene in België, kloppend op het ritme van rumba en soukous. Op zoek naar de erfenis van godfather Franco in ‘Klein Congo’ in Brussel, ooit zijn Europese uitvalsbasis.


door Dieter van den Bergh

Uit het open raam van een voorbijschuivende auto klinkt hardcore soukous van Koffi Olomide. Op het achterraam staat in zwarte plakletters ‘Kinshasa’. De bestuurder - zonnebril, sigaret nonchalant in de mondhoek - zorgt op de drukke chaussée de Wavre, de flaneerboulevard van Matonge, voor enige hilariteit. Want iets klopt er niet: de man is roomblank. Maar, re-spect voor deze Belgische bwana.
De zwoele rumba en haar swingbroertje soukous, de ultieme Afrikaanse dansmuziek, vormen de trotse soundtrack van Matonge, de Afrikaanse wijk van Brussel. In de barretjes, de restaurants, de winkels zijn de hypnotiserende pingelgitaartjes en pompende beats nooit ver weg.
Godfather van de Congolese rumba en soukous is François Luambo Makiadi (1938-1989), alias Franco. De Congolese zanger/gitarist en bandleider maakte 150 platen en vierde met zijn orkest (TP)OK Jazz triomfen in heel zwart Afrika, mede door zijn scherpe teksten. Franco verbleef veel in Brussel, hoofdstad van de voormalige kolonisator. Hier stierf hij in 1989 in een ziekenhuis aan aids.
De man - ‘plus grand que la légende’ - wordt nog steeds aanbeden. ‘Of ik Franco ken?’. De 40-jarige Brusselaar, afkomstig uit Tsjaad, kijkt ongelovig. ‘Ken jij de Beatles?’ Franco is Jimi Hendrix en Mohammed Ali in één, zegt hij in Musicanova, dé platenzaak van Matonge. In de zaak staan tientallen Franco-cd’s en dvd’s in de bakken, naast werk van andere Congolese iconen als Tabu Ley Rochereau, Kanda Bongo Man en Zaiko Langa Langa. Meest hot, volgens de Pakistaanse eigenaar, is nieuw plaatwerk van Koffi Olomide, Papa Wemba en Tshala Mwana.
Maar ook Franco loopt nog steeds als een trein. De man die in Brussel stierf als multimiljonair, maar ook een aanzienlijke muzikale erfenis naliet. Van zijn orkest, soms 40-koppig, had hij een deel in Brussel gestationeerd. Muzikanten die soms in België bleven hangen, zoals Dieudos Makwanzi (1949 Matadi) en Dizzy Mandjeku (1946 Kinshasa). Van beide gitaristen valt de cv redelijk te verifiëren in de jungle van (bij)namen en (opgesplitste) bands. Dit geldt niet voor iedereen die claimt met ‘le grand maître’ te hebben gespeeld.

Rumba Nostalgique
Makwanzi speelde in Les Noirs, Les Grands Maquisards en OK Jazz. ‘Ik schreef de eerste hommage aan Franco’, vertelt de rumbaveteraan op het terras van Beverly Hills (Chez Tantine Philo). Makwanzi, die in 1986 naar Brussel verkaste ‘voor de goede studio’s’, is fulltime muzikant, speelt in Les Prophètes en treedt op met zijn ‘jukebox’ vol rumba nostalgique uit de Congolese belle époque: de jaren ‘50 en ’60. Maar het is sappelen, zegt hij, nippend aan een Duvel. Cd’s maken is niet meer rendabel wegens de massale piraterij, en er zijn nauwelijks podia. Cafés hebben geen geld, en buiten de Afro-scene is er - afgezien van de wereldmuziekfestivals - weinig animo.
Twee zaterdagen per maand staat de Congolees - of beter gezegd Belg; de meeste muzikanten zijn inmiddels Belg - in Matonge op de planken chez Tantine Philo. Memorabele feestjes zijn het soms, tot acht uur in de morgen. De politie knijpt vaak een oogje dicht in Matonge. ‘We zijn Afrikanen hè, snappen ze wel.’
Maar voor het geld zou Makwanzi liever op de wereldmuziekpodia staan. Daarom begon hij - naar eigen zeggen - met Odemba, een hommage aan Franco’s rumba, de odemba. Maar een collega ging ermee vandoor: Dizzy Mandjeku (of Madjeku) en zijn Odemba OK Jazz All Stars. Dieudos heeft Dizzy vriendelijk, doch dringend verzocht de bandnaam te veranderen.


Superband
‘Dieudos moet niet zeuren’, zegt Mandjeku een dag later, ‘Odemba is míjn ding, voortgekomen uit Les Champions du Zaire.’ Met zijn Brusselse superband doet Mandjeku goede zaken. Vandaag, nationale feestdag, staat Odemba op een buurtfeest in de Brusselse Modelwijk. De negenkoppige groep, met gitarist ‘Petit Poisson’, legendarisch zanger Malage de Lugendo en OK Jazz-zangeressen Nana en Baniel, imponeert met authentieke Franco-rumba. Trots showt Dizzy, aangekondigd als ‘grondlegger van de rumba’ - een gouden beeldje aan het gemêleerde publiek, een award die hij recent won op een Brits muziekfestival wegens ‘excellence performance’.
Mandjeku - krijtstreeppak, stropdas, hoed - schreef rumbageschiedenis met African All Stars (met Sam Mangwana), Afrisa (Tabu Ley), OK Jazz en Bana OK en speelde als gastmuzikant bij Zap Mama en Waldemar Bastos. Hij is dé man in Brussel. Of zoals Dizzy het zelf zegt. ‘Papa Wemba is le patron in Parijs, ik in Brussel.’ De bandleider verexcuseert zich: bijna de helft van zijn band ontbreekt vandaag.


Nieuw bloed
‘Je weet nooit met welke muzikanten ze komen, een rumbaorkest is geen popband’, verduidelijkt Robert Falk. De Brusselse multi-instrumentalist speelt al jaren met Congolese muzikanten, waaronder de groepen Embowassa en Pas Mal +. Het is hoog tijd voor nieuw bloed in de Brusselse scene, vindt Falk. ‘Het probleem van de soukous is dat er weinig vernieuwing is. De Congolezen hebben hun ritme gevonden en vinden dat wel best zo. Maar hierdoor missen ze aansluiting met de jeugd. Die rapt veel liever in Lingala.’
Of speelt soms ndombolo, een mix van soukous, pop en rap. Ook in de crossover van Pas Mal +, rond zanger Yannick Koy (‘le Roi Lion’), zit ndombolo. Maar vanavond beperkt Koy zich in 333, een morsig café aan de voet van Matonge - zijn vaste vrijdagavondschnabbel - tot old skool soukous. Te gast is vijftiger Petit Poisson, invaller bij Odemba en vaste kracht in Zaiko Langa Langa. Voor de real thing is Koy aangewezen op oude rotten. ‘Geen jonkie die kan wat Petit Poisson kan.’ Met zijn bezwerende gitaarspel laat de ‘kleine vis’ - stok, grijs baardje en de vriendelijkheid zelve - een curieus ratjetoe van drankzuchtige blanken en Congolezen tot diep in de nacht delirisch schudden op de geïmproviseerde dansvloer. Franco’s aloude motto ‘on entre OK, on sorte KO’ in optima forma. De groep Congolezen wordt naar mate de nacht vordert, groter. Iedereen wil zo dicht mogelijk bij de band zijn.
Een contrast met de schnabbel van Dizzy Mandjeku, de dag erna, nationale feestdag. In een wit café in hartje Brussel speelt hij zouteloze jazzstandards. Zo’n held als hij die middag was in de Modelwijk, zo anoniem is hij nu. De Vlamingen gunnen de onbekende ‘grondlegger van de rumba’ nauwelijks een blik waardig. De gouden engel laat de excellente Dizzy wijselijk in zijn jaszak zitten. ‘Spijtig dat de Belgen de rumba-artiesten niet op waarde schatten’, verzucht hij na afloop. ‘Als wij Congolezen ergens trots op kunnen zijn, is het de rumba. Congo heeft gefaald in alles, behalve in de muziek.’



Matonge, Brussel

Matonge, ‘Klein Congo’, is vernoemd naar de gelijknamige volkswijk in Kinshasa. Ingeklemd tussen de chaussée de Wavre (Waversesteenweg) en de chaussée d’Ixelles (Elsenesteenweg). Ontstaan na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 rond het Maison Africaine, waar Afrikaanse, vooral Zaïrese studenten zich vestigden. Het pand (reu d’Alsace Lorraine) is nog steeds een Afrikaans studentenhuis. Een stap in de geel-witte gang vol pygmeebeelden en maskers werpt je terug in koloniale tijden. Hoewel Matonge steeds ‘pan-Afrikaanser’ wordt spreekt gitarist Dizzy Mandjeku van een ‘kolonie van Congo’. ‘Alles is geïmporteerd: eten, kleding, kunst, muziek.’


Hoewel veel Congolezen elders in Brussel wonen (naar schatting 20.000 in totaal), is Matonge het hart van de gemeenschap met de bedrijvige galerijen van Porte de Namur en Ixelles - vol kapperszaken en winkels - als middelpunt. In Matonge koopt de Congolees zijn krant, kleren en fruit, drinkt hij zijn Simba-bier en palmwijn en koopt zijn ticket naar Kinshasa (650 euro, inclusief 60 kilo bagage). De wijk kent barretjes en restaurants met namen als Chez Doudou en Cap A Fric met gegrilde antilope en geit, krokodil, tilapia en kip moambe op het menu. Het gerecht ‘aap’ berust op geruchten.
Politiek lijkt in Matonge geen groot issue. De breuklijnen van het door burgeroorlog geteisterde Congo zijn niet erg zichtbaar. ‘Veel Congolezen zijn pragmatisch en steunen de macht in Kinshasa’, aldus muzikant Robert Falk, ‘of dit nu Mobutu of Kabila is.’
Falk vertoefde veel in de wijk en schreef op zijn solo-cd Muzungu een Matonge-tribute. Maar de tijden zijn wel veranderd, waarschuwt hij. ‘Waar er voorheen vooral studenten kwamen, komen steeds meer Congolezen om andere redenen. De laatste jaren is de buurt volgens Falk onveiliger geworden, onder meer door drugshandel. Maar nog steeds geldt: ‘nergens kun je beter tot diep in de morgen in het café zitten.’

Rumba/soukous
De roots liggen in de jaren vijftig in (Belgisch) Congo (voormalig Zaïre) en Congo-Brazzaville (Frans Congo) toen orkesten als African Jazz (met Taby Ley ‘Rochereau’ en Joseph Kabasele) en OK Jazz van Franco een nieuwe elektrische sound ontwikkelde. Vooral Franco ‘herafrikaniseerde’ de Afro-Cubaanse rumba met Congolese elementen. Eind jaren zestig ontstaat uit de rumba de snellere soukous, met Papa Wemba als centraal figuur. Soukous is afgeleid van het Franse ‘secouer’, ‘schudden’. De taal is doorgaans Lingala.

Rumba/soukous in Brussel
In de jaren ‘80 en ‘90 kwamen veel muzikanten naar Europa (vooral Brussel en Parijs), deels op de vlucht voor het corrupte regime van Mobutu. Artiesten in Brussel: Odemba OK Jazz All Stars, Zaiko Langa Langa (deels), Zico-Man (alias Dalaï Lama) & Afro-Soukous, Pas Mal +, Les Prophètes, Dieudos Makwanzi, Robert Falk, Papa Boni & Kundi Bora, J-F Ifonge & Chic La Puissancia, Afro Yambi Jazz.

Geen opmerkingen: