donderdag 1 november 2007

interview Julian Thomas (Muziekbeleving)

Het gaat hard met Julian Thomas. Voor zijn titelloze debuut - waar hij tien jaar aan werkte - ontving de 30-jarige zanger/pianist begin dit jaar een Edison-nominatie, deed een theatertour met Trijntje Oosterhuis, scoorde verschillende hitjes, waaronder My Friend, en is vanaf januari te zien in de muziektheatervoorstelling Motel West Coast met Syb van der Ploeg (de Kast), Han Kooreneef, Edward Reekers (Kayak) en Mirjam Timmer (Mir/Twarres).
Muziek is voor Julian Thomas (in 1975 geboren als Sjefke Backbier) geen vrijblijvende aangelegenheid, maar een vorm van therapie na een moeizame jeugd. Julian is niet alleen gehandicapt - hij werd geboren zonder linkeronderarm - maar werd op vroege leeftijd ook uit huis geplaatst. Kinderrechters, opvangtehuizen, conflicten, depressies, psychotherapie: Julian heeft het allemaal meegemaakt. Enige constante factor in zijn leven: de muziek. In deel 7 van De Muziekbeleving Van... een gesprek met het in Brabant woonachtige talent, nog aan het bijkomen van zijn recente optredens met Marco Borsato in de Gelredome.

Angst
“Het is nog nauwelijks te bevatten dat ik daar drie keer gestaan heb voor 32 duizend mensen. Maar het ging goed, heb gewoon mijn ding gedaan, twee eigen liedjes: Floating en Me. Op dat moment voelde ik geen spanning, daarvoor wel. Ik wist dat Marco een grote fan van me is, maar toen hij me belde ging er een lichte shock door me heen. Wilde er het liefst van wegrennen, maar wist ook dat ik het gewoon moest doen. Ik was vroeger al dagen doodnerveus als ik op moest treden voor een of ander lokaal radiostation, maar ik heb me er altijd door heen gebeten. Als ik iets geleerd heb in mijn leven is het wel dat als je je angsten kwijt wil raken, je er doorheen moet.”

Heftige jeugd
“Ik heb nogal een heftige jeugd gehad. Mijn vader en moeder wisten niet goed raad met mij. Maar goed, daar is misschien al genoeg over geschreven. Eerlijkheidsgetrouw moet ik wel zeggen dat ik zelf ook niet echt te gek was thuis. Mijn ouders waren niet muzikaal of bezig met muziek. Kan me ook niet echt muziek uit mijn vroegste jeugd herinneren. Mijn moeder is wel creatief, het creatieve heb ik van haar denk ik. Ik zat met mijn oudere broer altijd gezellig samen te zingen. Van die bluesladdertjes, [zingt] tum te dum tum, de ander deed de gitaarakkoordjes. We hadden ook pvc-buizen met boterhamzakjes er omheen, kon je heel grappige muziek mee maken. Op de kleuterschool had de jufrouw wel door dat ik bovengemiddeld in muziek geïnteresseerd was. Terwijl iedereen een kleurplaat kreeg, gaf ze mij een xylofoon. Kon ik in een hoek op gaan rammen. Die xylofoon had ze van haar eigen centen voor mij gekocht. Op mijn achtste werd ik uit huis geplaatst en verhuisde naar een tante in Limburg. Die had een keyboardje staan. Daarop is het allemaal echt begonnen. Eén keer ben ik destijds op muziekles gegaan, maar dat vond ik echt belachelijk. Ik heb later even overwogen conservatorium te gaan doen, maar nee. Wilde in plaats van de muziekopleidingen en talentenjachten kiezen voor mijn eigen weg, de harde weg. Mocht die doodlopen, konden we altijd nog zien. Ik kan trouwens nog steeds geen noot lezen en ben daar trots op. Het is toch vreemd dat je noten zou moeten kunnen lezen? Je hoort toch dat het liedje zo gaat, je kunt de tonen toch zoeken, waarom moeilijk doen?”

Buitenbeentje
“Ik kreeg mijn havo-diploma en wist echt niet wat ik moest gaan doen. Was bang om in het systeem vast te komen zitten. Je komt van school af en krijgt een sticker op je hoofd: vanaf nu ben jij deel van het systeem en ga je werken tot je er dood bij neer valt. Het ‘voordeel’ van mijn jeugd en mijn handicap was dat ik niet echt tot een ‘systeem’ was voorbestemd. Was altijd een buitenbeentje geweest, moest steeds voor mezelf opkomen. Was altijd bezig om geaccepteerd te worden, om vriendjes te maken en gemogen te worden. Toen ik op mijn achttiende met dat diploma van school kwam, besloot ik na een tijdje om definitief mijn eigen weg te gaan en hup, toen kwam spontaan het liedje My Friend in me op. Dat was mijn redding. Vanaf dat moment wist ik, ik moet een plaat maken. Mijn vriendin Kim heeft me daarbij enorm gesteund. Dat ik die plaat wilde maken stond dan wel vast, maar waarom haasten? Rot op! Okay, ik had natuurlijk ook faalangst. En ben perfectionistisch, tegen het ziekelijke aan. En ook nog eigenwijs, niemand vertelde mij hoe of wat. Ik heb inmiddels wel geleerd dat het perfecte liedje niet bestaat.”

Ongrijpbare kracht
“Ik ben iemand die gevoelens in noten schenkt. Ik ben niet goed in zesentwintig letters, wel in twaalf tonen, zeg ik altijd. Toch gaan mijn liedjes wel ergens over. En niet alleen maar over de liefde of de zon die schijnt. Dat zou niet terecht zijn. Het leven is soms gewoon klote, laten we daar eerlijk in zijn. Ik weet nooit waar mijn liedjes heen gaan als ik ze schrijf. Ben er zelf ook niet altijd bij. Het is iets in mij dat me stuurt. Daar gaat My Friend over. Sommige vertalen My Friend als ‘God’, maar ik weet zelf niet hoe ik het moet vertalen. Het is mijn bron, mijn leider. Een ongrijpbare kracht die richting geeft aan mijn leven. Ik weet niet of je het iets religieus moet noemen.”

Koortjes
“Iedereen is op zoek naar iets bijzonders in muziek. Ik naar de ultieme combinatie van tekst, zang en arrangement. Muziek moet mij weg even weg kunnen halen uit tijd en ruimte. Ik wil meegenomen worden. Weg hier! Een liedje moet in mijn hart prikken. Ik heb geen favoriete artiesten, geen voorbeelden. Wel favoriete liedjes. Vooral uit de hoek van de country en gospelpop. Bijvoorbeeld Blessed van Rachael Lampa, ken je die? Prachtige gospelpop. De perfectie combinatie van liedjes van songschrijver Chris Eaton, zang, en productie van Brown Bannister en Brent Bourgeois die ook gospelzanger Steven Curtis Chapman doen. Of Don’t waste my time van Little Big Town. [zingt het nummer]. Daar kick ik helemaal op. Vooral het koortje in het refrein. De ademhaling, de toonzetting in die stemmen, perfect! Ze weten precies waar ze adem moeten halen. Ik heb wel een zwak voor koortjes, dat komt ook terug in de voorstelling Motel West Coast, waarmee ik binnenkort op tour gaat. De beste West Coast-songs van bands als Beach Boys, Eagles, Byrds, Chicago, Doobie Brothers. Allemaal met geweldige samenzang. Ook mooi trouwens: de samenzang van Take 6, zes zwarte mannen. Fantastische zangers. Soms heb ik buien waarin ook favoriete liedjes van vroeger weer terugkomen, bijvoorbeeld van Clawfinger, Whitesnake, Dream Theatre of Toto. The road goes on. Holy crap, wat een topper nog steeds.”

Pokkeninstallatie
“Ik word geraakt door een liedje, niet zozeer door hoe het klinkt. Ik was ooit op bezoek bij een oom met een geluidsinstallatie van een ton. De apparatuur zat met gouden kabels aan elkaar. Hij wilde zijn platenspeler laten horen, maar die moest eerst een halve dag warmdraaien. Toen ik het geluid hoorde dacht ik: ja, het is wat ruimer. Maar zou zelf nooit zoiets kopen. Perfectie bestaat niet, ook niet in geluid. Het gaat om het gevoel. Ik heb zelf een pokkeninstallatie, een tweedehands microsetje, bij gebrek aan kennis ook. Wat moet ik dan kopen? Ja, een Kenwood volgens mijn oom, maar wat voor eentje dan? Ach, het klinkt goed en kan lekker hard. Ik wilde wel persé een platenspeler. Vinyl benadert echte muziek het dichtst. Het is ook leuk, je kunt vijf liedjes afspelen en dan moet je weer naar dat apparaat lopen om de plaat om te draaien. Het mooie is dat je op elke tweedehandsmarkt platen voor een euro kan kopen. Erg hoopvol ook. Ik kan alles kopen wat ik wil. Doe dat soms op de gok. Valt het tegen, dan is er nog niets aan de hand. Ik luister thuis niet erg vaak muziek. En vaak met koptelefoon vanwege mijn dochtertje. Die koptelefoon is dan weer wel goed, een Sennheiser. Ik volg niks op muziekgebied. De meeste muziek hoor ik in de stad. Ik sta geregeld stil onder een speakertje in een supermarkt: ‘effe wachten Kim’, en ga dan soms gewoon mee staan te zingen.”

Voldoening
“Mijn plaat is nu een jaar uit en ik ben de laatste paar jaar behoorlijk in het diepe gegooid. Heb met Volumia! gespeeld, met Trijntje, ga volgend jaar het theater in. Het geeft enorm veel voldoening dat ik kan leven van de muziek. En dat ik toch altijd zo dicht mogelijk bij mezelf ben gebleven. Ik heb een plaat gemaakt in mijn leven, wauw te gek, wat kan ik nog meer wensen? Ik kan hier tot mijn zestigste van genieten. Hoef niet persé zeventien platen te maken, vind het veel belangrijker om een beter mens te worden voor iemand anders. Toch zijn er nog steeds mensen die zeggen: wat wil je nog bereiken in je leven? Vind ik best wel asociaal en respectloos. Je vraagt toch niet aan iemand: wat ga je na deze droom doen? Mijn vrouw is hoogzwanger van mijn tweede kind, ik ben nu een tandje terug gegaan, toch gaat het allemaal nog sneller. Zolang ik de luiers kan betalen met dat wat ik het liefst doe, ben ik een gelukkig man.”

De favorieten van… Julian Thomas

1-mijn set: Pioneer dv77 en een oude platenspeler (Akai) met oude versterker (Marantz) en oude speakers.
2-favoriete genre: country (maar in dezelfde ademteug pop, rock, gospel en blues)
3-all time favourite (song en/of album): elk jaar een ander
4-gruwel echt van…: zure melk
5- maar luister stiekem wel naar…; smartlappen, niet eens stiekem
6-omvang muziekcollectie (plusminus): 10 cd’s/ 100 platen
7-verzamelaar? (wil je bepaalde collectie compleet?): nee
8-vinyl of cd?: vinyl
9-meest memorabele muziekbeleving: kan ik beter antwoord op geven aan het einde van mijn leven.
10-mijn hifi-tip: Betaal nooit meer dan 5000 euro voor je installatie! Tenzij je van je geld af wilt, of niet goed bij je hoofd bent.