dinsdag 2 februari 2010

Van Lieshout smaakmaker op poëzienacht












(Brabants Dagblad 01-02-10)


Van Lieshout smaakmaker op traditionele poëzienacht

door Dieter van den Bergh

“Goedenavond, welkom in de poëziebus! Bent u een bezoeker, of bent u soms een dichter?” “Ach”, zegt Ted van Lieshout, “ik schrijf wel ‘s een versje, het mag geen naam hebben.”
Ook aangeschoven in de luxe touringcar: dichter Arjen Duinker en lokale poëet Chris van de Ven. En één poëziefan. De reis gaat van Tilburg Centraal naar de 14e Nacht van het Gedicht in het Jan van Besouwhuis in Goirle. Onderweg verzorgt Louis Raaijmakers de poëtische warming-up met werk van optredende dichters. Om te beginnen met Duinker. “En, las hij het zoals je het bedoeld hebt?”, vraagt Van Lieshout. “Ja hoor”, bromt Duinker, “alleen bedoel ik nooit wat.” Bij het voetbalstadion is een opstopping. Supporters staren verbaasd naar de poëziebus. “Hier heb ik een mooie Van Pamelen voor”, zegt Raaijmakers om de spanning te doorbreken, en draagt voor uit ‘Ongeloof’: ‘Soms gaat het mijn verstand al ver te boven/Het horen van zo’n onwaarschijnlijk feitje/Maar nu kan ik mijn oren helemaal niet meer geloven/ Want Willem II staat in het linkerrijtje.’ “Tja, da’s een poos geleden”, verzucht de performer. Als de bus eindelijk Goirle binnenrijdt, komt het gesprek op ‘Misbruik’, het gedicht dat woensdag een grote wedstrijd won. “Ik vind het niks”, zegt Van Lieshout. “Zo leer je het op school.” “Aanstelleritis”, gromt Duinker, “geloof er geen snars van.”
Binnen zorgt Duinker met zijn lichtmystieke poëzie, warme stem en vlekkeloze voordracht voor een fraaie opening. Wetenschapper/dichter Wiljan van den Akker haalt zijn inspiratie uit het alledaagse en laat horen ‘hoe de taal met de dingen weg kan lopen’. “U kent het wel, lig je net lekker in bed, komt er een woord in je op dat met je op de loop gaat.” De intense gedichten van Olaf Douwes Dekker zijn een verademing na de oubollige oud-Hollandse verhalen van Aafke Steenhuis. Met plezierdichter en afsluiter Frank van Pamelen kun je lachen, is het (terechte) idee, maar ook met Ted van Lieshout. De Eindhovenaar, veelgelauwerd dichter/schrijver/illustrator, is de enige echte publiekstrekker, wat wellicht de matige opkomst verklaart. Van Lieshout onderscheidt zich omdat hij schrijft vanuit het perspectief van een kind. Zijn voordracht is cabaretesk, met gedichten die bol staan van heerlijk naïeve, filosofische humor. Van maggiblokjeslikken, het kopen van toiletpapier en olifantenjam tot ontroerende kinderdilemma’s. Vaak autobiografisch, zoals ‘Ik heb u niet verraden’, over de relatie die hij als kind had met een volwassen man: ‘Ik zorg voor u/Ik zorg al honderd duizend miljoen jaren langer voor u dan een kind kan duren/Maar ik zal uw naam niet noemen’.
De serieuze Vlaamse reus Leonard Nolens kan er niet echt om lachen: “Dit is toch wel iets heel anders dan wat ik doe.”
Maar het zijn juist tegendraadse dichters als Ted van Lieshout die - ondanks een gedegen warming-up - voorkomen dat je niet volstrekt uitgeput bent na een avond poëzie ondergaan.