Dronken verbroedering
Ieder jaar in augustus trekken enkele honderdduizenden Serviërs naar het stadje Guca voor het grootste muziekfeest van de Balkan: Sabor. Drie dagen en nachten uitbundig feesten op "nationale" fanfaremuziek, vooral gespeeld door zigeuners. Klapstuk is een prestigieuze fanfarewedstrijd.
door Dieter van den Bergh
In het lokale perscentrum neemt een opgewonden pr-dame het programma door. Wat we zeker niet mogen missen: de folkloristische modeshow, de Servische volkssporten, de verkiezing "miss etno-kapsel". En natuurlijk is er fanfaremuziek, de strakke West-Servische kolo en de wilde Zuid-Servische cocek, gespeeld door zigeuners. "Dat hebben jullie nog nooit gezien. Het zijn nogal free spirits. Spelen normaal alleen op zigeunerbruiloften." Buiten zijn de eerste free spirits op zoek naar de Serviërs met de diepste portemonnees. Fanfares trekken van restaurant naar biertent en maken een ronde over de braderie, die zich uitstrekt over het stadje. Kraampjes met zuurkool en varkensvlees, de lokale specialiteit, lammeren aan het spit en Servische " folklore": orthodoxe iconen, cetnik-baretten, shirts met "Serbian Heroes" als Milosevic, Mladic en Karadzic en turbofolk van Ceca, de populaire weduwe van "oorlogsheld" Arkan. Overal klinkt zigeunerpop van Goran Bregovic uit de film Underground. Favoriet is Kalasnjikov. Al klinkt de militante hoempakraker voor de zoveelste keer, de vuisten gaan steeds weer fanatiek omhoog. Cigani! Boem! Boem!Boem!Boem!
"De trompet is onze vriend", schreeuwt Igor (28) uit Belgrado, getooid met legerbaret. "Dat is iets van eeuwen terug. In de oorlog gebruikten ze de trompet om een commando over te brengen, daarna namen de soldaten het instrument mee om er thuis mensen mee te vermaken. Omdat we altijd oorlog hebben gehad is de trompet onze beste kameraad geworden."
Militaire traditie
Guca [spreek uit: goetsja], in de Centraal-Servische Dragacevo-vallei, wordt ieder laatste weekend van augustus overspoeld met een kleine driehonderdduizend feestgangers. Sinds 42 jaar is het provinciestadje het decor van het grootste blaasmuziekfestival van de wereld Dragacevski Sabor, Truba in de volksmond, trompet, het nationale instrument van Servië. Een traditie die terugvoert naar de Ottomaanse overheersing. Begin 19e eeuw begonnen Serviërs met het naspelen van Turkse militaire kapellen. Nieuwe militaire bands ontstonden, die later een ceremoniële functie kregen. Vooral in Zuid-Servië worden bruiloften en begrafenissen nog steeds opgeluisterd met fanfares, meestal Roma-muzikanten; ze zijn het best en meest innovatief. Zo ontwikkelden de Roma de oriëntaalse cocek, een funky zigeunerdans geïnspireerd op Turkse en Egyptische buikdanstradities.
"Er bestaan veel misverstanden over de muziek", zegt amateurmusicoloog Ilija Stankovic uit Belgrado. "Sommigen zien Sabor graag als festival van authentieke Servische muziek. Maar die bestaat niet. Het is een mix van invloeden uit de hele Balkan, plus die van de Roma uit Rajasthan, Azerbeidzjan en Georgië. Het culturele erfgoed van deze regio."
Stankovic kwam naar Guca met verschillende petten op. Als tv-producent verslaat hij het festival live voor de Joegoslavische televisie, hij is manager van een fanfare en festivalpromotor. Hij schoonde het rijke, maar verwaarloosde festival-archief op en stelde hieruit de dubbel-cd Golden Brass Summit: Fanfares en délire samen. Zijn belangrijkste doel: het festival zuiveren van haar nationalistische imago. "Political bastards grijpen Guca aan als een manifestatie van native culture. Logisch. Servië is acht jaar afgesloten geweest van de buitenwereld, het land werd steeds kleiner, Serviërs kampen met een enorm inferioriteitscomplex. Ze proberen hier te beschermen wat nog over is. Maar ze moeten beseffen dat dit een multi-etnisch spektakel is."
Stankovic wil het "multiculturele" zaakje zelfs op de spits drijven. "Zijn" groep Ekrem & Gipsy Groovz zal tijdens de afsluitende wedstrijd een joods nummer spelen, hoewel alleen "authentieke" Servische nummers zijn toegestaan door de jury. Ook joodse muziek behoort tot het Servische cultuurgoed, is zijn argument. Dat zijn fanfare gediskwalificeerd kan worden, soit.
De oude zigeunerin Ilika Mukovic uit Kruzevac is een vaste Guca-ganger. Ze bivakkeert met een groepje Roma in de open lucht bij de rivier. Haar dochters verdienen geld met sensueel dansen, vertelt ze in gebroken Duits. Trots: "Als de Servische mannen thuis komen, geven ze hun vrouwen slaag. Ze krijgen van mijn dochters teveel liefde, dat willen ze thuis ook. Vanavond, jij komen naar terras, jij kijken." Zigeuners komen niet naar Guca om vermaakt te worden, ze zijn de entertainers. Ze maken muziek en dansen of werken op de kermis, Lunapark Underground. "s Avonds op de terrasjes herhalen zich drie dagen lang dezelfde rituelen. Zodra de eerste Serviërs aanschuiven om te eten, staat een zigeunerfanfare klaar voor een attack. Ze omsingelen een tafel en beginnen te spelen, liefst recht in de oren van hun toehoorders. Die reageren aanvankelijk stoïcijns, maar ontdooien naarmate de drankconsumptie vordert en het diner een bacchanaal wordt. De Serviërs komen los en geven zich volledig over aan de muziek. Ze dansen op tafels en stoelen, armen - des zigeuners - in de lucht geheven, zwoele, oriëntaalse blik. Ze balanceren met bierglazen op het hoofd, blazen mee op plastic trompetjes of gooien uit euforie glazen kapot op de vloer. De muzikanten krijgen bankbiljetten op de bezwete voorhoofden geplakt, de bûksis - fooien - voor de zigeunerdanseresjes worden steeds dieper in hun broekjes en bh" tjes gestopt. De meisjes betasten mag soms, maar kost extra. De honderd dinar (twee euro) die een muzikant naar gebruik krijgt per " sessie" wordt al gauw duizend dinar. Tegen het einde van de avond, het delirisch hoogtepunt, hangen veel Serviërs om de nek van de zigeuners.
De dronken "verbroedering" tussen Serviërs en zigeuners staat in sterk contrast met de alledaagse verhoudingen. Beide groepen leven volstrekt gescheiden. De Roma in hun ranzige mahala¹s (krottenwijken) worden met de nek aangekeken en hebben zelf ook weinig behoefte aan contact met de burgerlijke Serviërs. Maar als de Roma muziek maken is alles anders. De braspartijen in Guca zijn allesbehalve vrijblijvend vermaak, maar een serieus rollenspel. De Roma geven al hun liefde en laten zich graag - voor goed geld - rondcommanderen. Al moeten ze letterlijk op de knieën, of met hun broek omlaag in een vijver gaan staan, of voor de dertigste keer achter elkaar Kalasnjikov spelen. De Serviërs op hun beurt vermaken zich opperbest en laten zien dat ze zich het kostbare eet- en drankgelag kunnen permitteren.
Niet iedereen kan het tijdelijk goed vinden met de zigeuners. Een jongen in Karadzic-shirt ("Hier ben ik") danst op een zigeuner-cocek. Hij duwt twee buikdanseresjes ruw weg. "Listen", zegt hij, "er zijn teveel zigeuners in ons land. De muzikanten hier? Dat zijn geen zigeuners. Misschien een paar."
Zondebok
"Er is geen grotere vijand voor nationalistische Serviërs dan zigeuners", zegt Ilija Stankovic. "Veel mensen ontkennen liever dat er zigeuners zijn. Als ze aan hun land denken, willen ze niet aan zigeuners denken." De Roma zijn de ideale zondebok voor alles wat de laatste jaren mis ging in Servië. "Het is niet meer modieus om Kroaten of Bosniërs te haten, maar gipsy"s. Serviërs reageren hun frustratie af op Roma, die staan nóg lager. Negen van de tien Serviërs geven niets om zigeuners, vinden ze vies." Stankovic, even later, boos: "Veel mensen hier zijn woedend op mij omdat ik zigeuners op de voorkant van de Guca-cd heb gezet. "De wereld zal denken dat wij zigeuners zijn". Nou, leer de Serviërs dan maar eerst beter spelen."
Een uitzonderlijk geluid komt van Zradko Markovic (35), een Nederlandse Joegoslaaf. Hij groeide op in Cacak, maar woont al jaren in Rotterdam. "Zigeuners horen bij Servië", zegt hij. "Zonder hen zou onze muziekcultuur veel minder voorstellen." Zeker tien keer bezocht Markovic het festival, vooral als muziekliefhebber. De laatste jaren werd het steeds drukker. Minder muziekliefhebbers, meer kermisklanten en studentikoze types. "Voor jongeren is Guca zoals carnaval bij jullie, een paar dagen gek doen. Ze hebben niets met deze muziek. Guca is het enige goede feest dat nog over is in Servië." De "grande finale" voor deze feestvierders is het nachtconcert op zaterdag in het stadion. Het oogt nauwelijks anders dan een westers popfestival; immens podium en lichtinstallatie, een muur van boxen en duizenden hippe jongeren, gewapend met fluitjes en vlaggen. Alleen geen pop of rock, maar keiharde fanfaremuziek. Om twee uur in de nacht worden er massaal kringdansjes gemaakt op een eindeloze kolo, voortdenderend als techno.
Gouden Trompet
Traditioneel klapstuk is de fanfarecompetitie op zondag. Met kanonslagen en het bombastische festivallied Sa Ovcara i Kablara wordt de wedstrijd door alle fanfares samen oorverdovend geopend. Blaaskapellen treden beurtelings aan. Veelvoudig winnaar Boban Markovic, bekend van de Underground-soundtrack, ontbreekt. Die zit in Duitsland, weet een insider, daar is veel meer te verdienen.
Voor de tv-camera moet het er schitterend uit zien; een bomvol stadion, prachtpodium en keurig - in Servische kostuums en krulschoenen - geklede muzikanten. Maar achter de coulissen wachten de koperblazers in karkassen van kleedkamers. Toiletten zijn er niet, het stinkt er naar urine. De "catering" gaat door een gat in het hek en is voor eigen rekening. De muzikanten hebben het er graag voor over. Meedoen aan Sabor betekent status. De winnaar krijgt aanbiedingen voor de best betaalde bruiloften en kan tegenwoordig ook rekenen op westerse interesse. "De wereld wordt groter als je wint", zegt trompettist Ekrem Sajdic, leider van Ekrem & Gipsy Groovz. Al zesentwintig keer deed hij mee, maar won nooit de hoofdprijs, wel troostprijzen. Ook dit jaar maakt hij weinig kans, vreest hij, vanwege het joodse nummer. Vroeger speelde Ekrem ook op de terrasjes van Guca, maar nu niet meer. "We kunnen het geld goed gebruiken, maar het is te vernederend."
Een serieus kanshebber is trompettist Elvis Ajdinovic, "aangenaam, Elvis Presley". Gretig bier drinkend bereidt hij zich voor op zijn optreden. Vorig jaar won de 22-jarige Roma-muzikant de Gouden Trompet voor Beste Trompettist. "Nerveus? Doe normaal", zegt hij nonchalant. "Ik win, ben gewoon de beste." Die avond wordt de "witte" fanfare Vranjski Biseri uitgeroepen tot Beste Orkest, Elvis Ajdinovic wint wederom de gouden truba. Het orkestar van Ekrem wordt niet gediskwalificeerd, maar blijft wel met lege handen achter.
De winnaars spelen nog een extra concert. Inclusief zigeunerkrakers als Underground Cocek, Kalasjnikov en Mesecina. Maar de typische gipsy-swing ontbreekt. "Een debacle", foetert Ilija Stankovic "Een "authentieke" Servische groep moest winnen. Wat wil je met een jury van etnomusicologen en professoren van de oude stempel. Pfff, corrupt zootje." Een aanfluiting, vindt ook Zradko Markovic. "Ze spelen niet eens een fatsoenlijke cocek. Hoe kan deze groep Servië vertegenwoordigen in het buitenland?" Na de mislukte coceks sterven de fanfareklanken in Guca langzaam uit. Uitgeputte muzikanten verlaten in de schemer het stadje, hun busjes volgestouwd met instrumenten. Guca is fanfare-moe. Voor de laatste wilde nacht schakelen jongeren massaal over op turbofolk. Het is weer mooi geweest met die toeters voor een jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten