donderdag 1 november 2007

interview Chris Rea (muziekbeleving)

Maandenlang vocht hij voor zijn leven, maar door zijn ziekte zag zanger en slidegitarist Chris Rea (1951) het muzikale licht; de authentieke blues, waarmee het voor hem allemaal ooit begon. Zijn gloednieuwe album én DVD The Road to Hell and Back Again - Live 2006, een weergave van The Farewell-tour en het eerste én laatste live-album van Rea, staat - naast de wereldhits - voor een belangrijk deel in het teken van de blues. Verwacht van de Brit, die 22 miljoen platen verkocht, nooit meer datzelfde mainstreamriedeltje, zo vertelt Rea. “Ik heb nooit een rockster willen worden.”

Chris Rea werd in 1951 geboren in het Engelse Middlesbrough als zoon van een Ierse moeder en Italiaanse vader. In 1973 werd hij zanger/gitarist in zijn eerste bandje Magdalene, waar hij David Coverdale, die naar Deep Purple vertrok, opvolgde. De band veranderende haar naam in Beautiful Losers en was redelijk succesvol, maar in 1977 verliet Rea de band om aan een solocarrière te werken. De single Fool (if you think it’s over) was in het voorjaar van 1978 zijn eerste grote succes. Andere wereldhits volgden (zoals Josephine, On the Beach, I can hear your heartbeat). Zo’n 22 miljoen platen verkocht hij van zijn negentien albums. Maar enkele jaren geleden kwam de tegenspoed. Bij Rea werd een ernstige ziekte vastgesteld. Een operatie van zestien uur moest zijn leven redden. Chris Rea lag maandenlang in het ziekenhuis, constant ‘trying not to die’, zoals hij het zelf zegt. Zijn alvleesklier werd verwijderd, maar hij overleefde. Tijdens zijn ziekbed zag Rea het muzikale licht en besloot zijn muzikale leven een geheel nieuwe draai te geven. Hij belandde terug bij de blues, waar het veertig jaar eerder allemaal mee begonnen was. Rea schreef meer dan 130 bluessongs, voorzien van zo’n vijftig zelfgemaakte schilderijen, die vorig jaar samen verschenen op de 11-cd box Blue Guitars, een absoluut meesterwerk. Een groot aantal hiervan is in live-uitvoering - naast de grote hits - terug te horen op de gloednieuwe live-plaat The Road to Hell and Back Again - Live 2006.

Blues
“Ik was compleet vergeten dat de blues de reden was dat ik ooit begonnen was. Ik zat helemaal vast in de muziekbusiness. Werd constant omringd door zoveel mensen die allemaal wilden dat mijn volgende plaat weer een kassucces zou worden. Het maakte me paranoia, en bang om te falen. Ik heb nooit een rockster willen worden, kon daar ook niet meer van genieten. Ik kwam erachter dat mijn leven compleet leeg was. Was niet alleen lichamelijk een wrak, ook emotioneel. Ik wilde ‘back to the roots’, nooit meer datzelfde mainstreamriedeltje. Weer thuis vond ik in een vergeten kastje in mijn slaapkamer een vergeten bluesplaat. Je kent dat wel, zo’n kastje dat iedereen wel ergens heeft en waar je een vergeten juweeltje in kunt vinden. Ik barstte in tranen uit. Jezus, dit was de reden dat ik ooit begonnen was. Ik ben meteen op zoek gegaan naar een platenspeler, die had ik al eeuwen niet meer gezien.”

Slide-gitaar
“Lowell George van Little Feat was mijn eerste liefde, maar de reden dat ik zelf op mijn twintigste definitief voor de muziek ging was Charlie Patton, een Amerikaanse deltablues-gitarist. Ik had een plaat van hem gekocht, de slechtste plaat die ik ook gehoord heb, extreem slecht opgenomen. Je kunt niet horen wat hij zingt en ik heb heel lang gedacht dat zijn gitaar een viool was. Die man was een compleet mysterie voor me, maar hij klonk als mijn muzikale broertje. Als ik zou gaan zingen, zou ik als hem klinken. Onze stemmen leken ook op elkaar. Toen iemand tegen me zei, ‘man dat is geen viool, dat is een slidegitaar’, ben ik meteen op zoek gegaan naar zo’n slidegitaar. Dat viel nog niet mee. In het Middlesbrough van 1977 had je echt geen bottlenecks. (lachend) Ik heb van mijn zus toen een flesje nagelverf geleend en ben aan de gang gegaan. Niet veel later kwamen ook gitaristen als Joe Walsh en Ry Cooder op mijn pad.”

Zoektocht
“Blue Guitars is een zoektocht naar de roots van de blues. Alle soorten blues. De Ierse, de Amerikaanse, de Caribische, de Afrikaanse. Ik kwam erachter dat de roots van de blues in West-Afrika liggen bij de griots, de rondtrekkende verhalenvertellers. De blues heeft voor mij een zalvende werking gehad. Sommigen mensen zeggen: het is geen echte blues, want ik kopieër niks, geen Chicago- of delta-blues. Nee, dat klopt, ik doe het helemaal op mijn eigen manier. Veel van mijn oude fans waarderen dat. We krijgen nog meer ‘the real Chris Rea’ zeggen ze. De plaat is niet voor niets een hit, er zijn er al meer dan 150.000 van verkocht. De fans zijn niet verrast. Logisch, want veel van mijn oude nummers hadden al een blues- of gospel-inslag. De originele versie van Fool (if you think it’s over) was een echte bluessong, Josephine was altijd een gospel, zeker het pianodeel. Ik ben daar nog steeds trots op.”

Vinyl
“Blue Guitars moest hoe dan ook authentiek klinken. We zijn voor het opnameproces op zoek gegaan naar dé perfecte apparatuur, de microfoons, de koptelefoons enzo, de beste equipment om de juiste oorspronkelijke sound te creëren. Toen we eenmaal aan het opnemen waren voelden we ons als kinderen in een snoepwinkel. Zo mooi om met dat spul te werken. Uiteindelijk hebben we de mastering op vinyl gedaan. Digitaal heb je veel minder mogelijkheden. Het klinkt ook veel minder mooi. Ik had al heel lang een voorliefde voor vinyl, ik zeg ook nog steeds elpee als ik het over cd’s heb. Dit voelde echt als een doorbraak. Mocht ik in de toekomst nog meer muziek gaan opnemen, dan zal de mastering zeker op vinyl zijn.”

Muziekbeleving
“Met vinyl is het allemaal begonnen in de popmuziek. Met een elpee had je ook echt iets bijzonders in je hand. In de moderne muziekwereld kom je deze cultuur nog nauwelijks tegen. Het gaat niet meer om de muziek. Niet elk album is niet meer een ‘a big thing’, het gaat vooral om losse tracks, miljoenen tracks. Vroeger kocht ik veel cd’s voor mijn dochters, zoveel dat ik er ruzie over kreeg met mijn vrouw. Nu zijn ze 17 en 23 en kopen niets eens cd’s meer, is dat niet verschrikkelijk? Ze luisteren op hun computer of iPod en downloaden af en toe een track als het hen uitkomt. Alsof het snoepjes zijn waar ze dan net zin in hebben, muziek is niet meer iets bijzonders. Het is een totaal andere beleving van muziek.”

Miles Davis
“Zelf luister ik nog steeds veel naar muziek, zeker als ik schilder in mijn garage, dat ik de laatste jaren steeds meer doe. Ik hou niet van stilte. Mijn favoriete schilderplaat is My Kind of Blue van Miles Davis. Het is het meest pure stuk muziek dat ooit gemaakt is. Ik heb de vinylversie ooit gekregen van een fan. Die had hem voor me achtergelaten na een concert. My Kind of Blue klinkt veruit het best op vinyl, dus draai ik hem altijd op een platenspeler. Als je hem op cd hoort denk je dat er iets mis is met de bas.”

Installatie
“Aan een goede geluidsinstallatie hecht ik niet heel veel waarde. Goede muziek klinkt op welke installatie dan ook goed. Ja, in de studio wil ik de allerbeste meest up-to-date apparatuur, maar thuis niet. Ik heb een Sony Music Centre en in de garage een oude pick-up met maar één box. Toen ik een keer thuis werd geïnterviewd door Guitar Magazine hebben ze me uitgelachen om m’n installatie. Ze waren oprecht verbaasd dat ik daar weinig aandacht aan besteedde.”

Toekomst
“Hoe het nu verder moet met mijn carrière, ik weet het niet. Ik kan nog alleen dingen doen, die ik van de dokters mag doen. Ik kan in elk geval geen achtenveertig mensen meer inhuren voor een tournee, dat is veel te riskant. En ik heb ook niet meer sterkte ‘to play the game’ in de muziekindustrie. Ik heb nog wel plannen om op te treden met de Fire Flies. Wie dat zijn? Geen idee. Ik weet namelijk niet wie tegen die tijd wie dood of levend is.”