donderdag 1 november 2007

interview Harmen Fraanje (Muziekbeleving)

2 februari 2007 -Zijn leven is momenteel een ‘gekkenhuis’. Vrijwel dagelijks staat hij ergens op de planken. Gevolg: wekenlang nachten van slechts drie, vier uur slaap. In deel 11 van De Muziekbeleving Van… pianist Harmen Fraanje (Roosendaal 1976), het grootste jazztalent van Nederland. Reeds in 2004 kreeg Fraanje de speciale compositieopdracht van het North Sea Jazz festival en werd vorig jaar genomineerd voor de prestigieuze Paul Acket Award.
Harmen Fraanje speelt en speelde met vele groten uit de Nederlandse jazz, speelde op zo’n twintig cd’s mee, en toert momenteel met trompettist Eric Vloeimans. Ook in Frankrijk is Fraanjes ster snel rijzende, dankzij zijn samenwerking met de Frans/Braziliaanse gitarist Nelson Veras en fluitist Magic Malik, de nieuwe ster van de Franse jazz en zijn nieuwe ‘Franse’ trio Par 4 Chemins en de band Aneris met onder meer saxofonist/klarinettist Michael Moore en de Franse muzikanten Toma Gouband (drums) en Brice Soniano (bas). Fraanje pendelde lang op en neer tussen Nederland en Parijs, maar is nu weer terug op zijn Brabantse nest. “Muziek moet origineel zijn,” zegt de Brabander, die net terug is uit Frankrijk. “Met Jamie Cullum en consorten heb ik in principe niks.”


Familie
“Tot mijn negentiende heb ik thuis gewoond. Mijn ouders en twee jongere zusjes zijn wel muzikaal, maar hebben er niet heel veel mee gedaan. Mijn moeder zong als tiener in een popbandje, mijn zusjes speelden stukjes van Bach op het gehoor na op de oude piano, die thuisstond. En ze kunnen heel mooi zingen. Mijn vader had een akoestische gitaar. Na het eten speelde hij af en toe van die kampvuurakkoordjes. Maar ze moesten thuis vooral naar mij luisteren. Al zaten ze televisie te kijken, ik speelde gewoon door.”

Paul Simon
“Er was altijd mooie muziek in huis, we hadden veel cd’s en platen en er werd veel geluisterd. Van Bach tot Sting en Simon & Garfunkel. Een goede smaak, en breed. Vooral Paul Simon was favoriet. De muziek van mijn ouders vind ik nu nog steeds goed. Pop en klassiek, met jazz hadden ze toen nog niets. Dat kwam later pas door mij. Ik weet nog dat wij er snel bij waren met de cd. Die eerste Sharp staat nog steeds in huis. Die eerste cd-spelers zijn echt onverslijtbaar.”

Talent
“Ik was acht of negen jaar toen ik begon met de piano. Ik speelde thuis wel eens wat, maar heel veel had ik er niet mee. Tot ik op introductieles ging bij de muziekschool in Roosendaal. Ik weet nog dat mijn muziekjuffrouw daarna thuis kwam vertellen: ‘Harmen gaat op pianoles’. Ze had blijkbaar door dat ik er talent voor had. Ben toen op les gegaan, en ben er nog bijna mee gestopt door een leraar met de slaapziekte. Om de vijf minuten viel hij in slaap. Niet zwaar inspirerend. Tot mijn vijftiende was ik daarom niet megafanatiek met muziek bezig, maar speelde als een gemiddelde student.”

Frank Jansen
“Frank Jansen werd mijn volgende leraar. Hij is de bandleider van Rob de Nijs en tegenwoordig ook zijn manager. Hij was heel veel met improviseren bezig. Popmuziek, elementaire jazz. Door zijn enthousiasme kreeg ik er steeds meer plezier in. In die tijd ging ik voor het eerst eigen klassiekachtige stukjes en liedjes schrijven. Dingen die er nog niet waren. Door Frank Jansen ging ik vijf uur per dag studeren. Ik zat toen op het VWO en wilde naar het conservatorium . Mijn ouders hebben dat erg aangemoedigd. Je moet doen waar je zin in hebt en waar je goed in bent. Voor mij was dat maar een ding. Op mijn achttiende werd ik aangenomen op het conservatorium in Tilburg.”

Professional
“Sinds een aantal jaar kan ik goed leven van de muziek. Ik gaf er eerst nog les bij, maar nu niet meer. Laatst was ik in gesprek met een zakenman in zo’n neppak. “Je bent dus jazzmuzikant, kun je daar van leven? Vroeg hij. Toen vroeg ik hem: jij bent bankdirecteur, kun je daar van leven? Toen keek hij nogal vreemd op. Ik vond dat nogal een onbelangrijke vraag. Ik zou geen andere muziek gaan maken als ik er niet van kon leven. Zou niet op bruiloften amusementsmuziek gaan maken, maar op de taxi gaan rijden of zo als bijbaantje.”

Helden
“Ik heb nooit echt muzikale helden gehad. Ja, Keith Jarrett en Wayne Shorter zijn misschien wel helden vanaf het moment dat ik met jazz in aanraking kwam. Maar dan gaat het niet zozeer om hun muziek, maar om hun filosofieën, hun benadering van muziek, hoe praten ze erover, hoe bereiden ze zich voor hun vrijheid. Van Jarrett leerde ik dat alles mogelijk is, en dat je met iedereen kan samenspelen. Ik wil me niet laten dirigeren door ingestudeerde patronen. Ik heb verschillende bandjes en projecten waarin alles kan en mag. Bij Aneris draait het om collectieve improvisatie. Niets is uitgesproken, we maken onze eigen kleur. Met verschillende instrumenten maak je als het ware een instrument. Ik speel ook in heel powergerichte bandjes, zoals het trio met bassist Stefan Lievestro of het Narcissus Quartet, daar draait het om een Coltrane-achtige energie. Heel af en toe geef ik ook soloconcerten.”

Originaliteit
“Waar het om draait in mijn muziekbeleving is originaliteit. Iets wat op dat moment gemaakt wordt omdat het op dat moment zo ervaren wordt. Daarom heb ik vaak ook moeite met popmuziek. Kijk naar de Top 40. Daar draait het om een zo groot mogelijke massa tevreden te houden en om geld. Het gevolg is eenheidsworst. En vaak klinkt het ook slecht, door een rare of onverwachte mix, waardoor de balans tussen instrumenten helemaal zoek is, met bijvoorbeeld veel te veel bas. Dan kan muziek echt heel irritant zijn.”

Radiohead
“Robbie Williams vind ik soms wél goed. Zijn composities zitten soms steengoed in elkaar en zijn goed afgemixt. Radiohead vind ik ook erg origineel. Ik organiseer binnenkort zelfs een jazz-avond waarop alleen maar Radiohead-nummers gespeeld worden. Als leidraad om te improviseren. Tom Yorke sluit geen compromissen voor de commercie. Doet gewoon zijn eigen ding. Bjork heeft dat ook. Scandinaviërs zijn sowieso vaak wel origineel, ook in de jazz.”

Jamie Cullum
“Als ik zestien of zeventien was geweest, had ik het misschien wel leuk gevonden, maar met mensen als Jamie Cullum en Norah Jones en heel die lichting heb ik in principe niks. Het is aardig dat mensen zo misschien in aanraking komen met jazz en iets meer moeite moeten doen om te luisteren, maar het gaat er bij in en meteen weer uit. Het gaat me niet ver genoeg. Het mág ook niet ver gaan, want het moet verkopen.”

Wereldmuziek
“De laatste tijd ben ik veel bezig met wereldmuziek. Afrikaans, Indiaas. Pygmeeënmuziek uit Centraal-Afrika of ontzettend funky accordeonmuziek uit Madagaskar. Ben op zoek naar originaliteit. Veel wereldmuziek, bijvoorbeeld de pygmeeënmuziek, heeft nog steeds een dagelijkse functie voor die mensen. Ritmisch is het allemaal heel anders en superinteressant. De bassist van mijn nieuwe band Aneris heeft net een jaar bij een pygmeeenstam gewoond. Vanwege de muziek. Ik heb vorige week bij de FNAC in Parijs nog een hele stapel wereldmuziek gekocht. In Frankrijk hebben ze een veel ruimer aanbod als hier.”

Downloaden
“Ik koop best wel veel, (lachend) is toch aftrekbaar, heb inmiddels een flinke muziekverzameling. Jazz, klassiek, wereldmuziek. Muziek downloaden doe ik vooral om te checken of ik het goed vind, zeker als de artiest nog leeft vind ik het anders niet fair. Ik vind het bovendien nostalgisch leuk om door de cd-bakken te struinen.”

Platenspeler
“Ik heb geen vinyl en ook geen platenspeler. Vroeger op mijn kamertje had ik er wel een. Zeker toen ik al op het conservatorium zat draaide ik regelmatig muziek. Koptelefoon op en nog even een uurtje in bed luisteren voordat ik ging slapen. Ik had veel te ontdekken. Ik heb nu een goeie Denon-installatie, maar dat is meer toeval. Mijn oom is een enorme audiofreak en zijn afdankertjes kwamen bij ons terecht en nu weer bij mij. Mijn boxen zijn slecht dus ik profiteer er niet optimaal van. Boven heb ik een Tivoli-installatie, ook geen slechte.”

I-Pod
“Onderweg naar concerten luister ik in de trein of het vliegtuig veel met de i-Pod. Maar alleen op de heenweg. Terug heb ik behoefte aan stilte. Ik stoor me soms wel aan het geluid van de i-Pod. Er gaan heel veel frequenties verloren. Maar van de andere kant: ik kan er nog wel muziek in horen, daar gaat het om. Het geluid is uiteindelijk toch ondergeschikt aan de eerlijkheid. Ik vind het wel belangrijk dat mijn eigen cd’s wat betreft productie goed klinken, maar ik werk gelukkig met goede technici. Ook de piano moet goed klinken. Een valse piano is vreselijk, toch kan dat zomaar gebeuren, bijvoorbeeld aan het einde van een intensieve dag.”

Concerten
“Hoe het geluid is bij concerten vind ik ook belangrijk. Er moet de muzikanten niets in de weg gelegd worden. Een geluidstechnicus kan de boel ook flink verneuken, zoals ik laatst heb meegemaakt in Frankrijk. We gaven een akoestisch optreden, toch begon die man al zijn spullen op te zetten. Hij wilde onze dynamiek regelen, maar dat werkt niet. Eigen geluidsmensen zijn ideaal, maar die kan ik niet altijd inzetten. Te kostbaar.”

Ontleden
“Als ik werk op de computer, bijvoorbeeld facturen schrijf, dan luister ik via i-Tunes. Maar dan bij voorkeur muziek die ik goed ken. Dan leidt het de aandacht niet af. Ik ben jarenlang bezig geweest om alle muziek die ik hoor, of dat nu in een restaurant, supermarkt of concertzaal is, te ontleden in akkoorden. Wat hoor ik? Dat doe ik soms nog steeds, maar gelukkig kan ik muziek ook steeds vaker uitsluiten, anders wordt je echt gek van muziek.”